188
PRIJSVRAGEN
Conceptprijsvraag 92
Hoe zal men het publijk, en ieder onbevooroordeeld, verstandig, schoon in de wis
kunde onkundig, mensch het best overtuigen van het groote nut, het welk derzelve,
in alle de beoefenende kunsten des gezelligen en maatschaplijken levens heeft? Het
Genootschap verlangt dat men door eenige wel gekozene voorbeelden aanwijze hoe
veel de wiskundige beschouwing der natuurlijke verschijnzelen in elk dier kunsten
vooruit heeft boven eene alleen empirische kennis derzelve.
Indiener J.F. van Beek Calkoen (inv.nr. 98, nr. 23).
Conceptprijsvraag 93
Daar de nieuwere Theorie des Facultés numeriques van den heer Kramp (in zijne
Analijse des nefractions astronomiques et terrestres, Strasb. 1799) ten aanzien van
eenige trigonometrische grootheden, ontwijfelbaar tegenstrijdigheden met zig schijnt
te brengen (zie p. 56 et p.verlangt men eene oplossing dezer zwarigheden: en, zoo
mogelijk, een betoog, dat de gevolgen, welke de heer Kramp uit zijne theorie afleidt,
met de algemeen erkende en bewezene wiskunstige waarheden niet strijdig zijn.
Indiener J.F. van Beek Calkoen (inv.nr. 98, nr. 24).
Conceptprijsvraag 94
Daar de juiste ligging van veele landen en plaatzen, alsmede de loop der stroomen
en rivieren onzes vaderlands, vóór den St. Elizabets.vloed van den jaare 1424 aan
veele duisterheeden onderheevig zijn en daar men, bij gebrek van naauwkeurige
geschriften, vermoedlijk het meeste licht zou kunnen erlangen uit Inlandsche
land- en water-kaarten gemaakt in het begin der vijftiende eeuwe of vroeger,
word gevraagd; of er zodanige, goede en egte, kaarten nog heden aanweezig zijn?
en, zo ja, welken en waar? als mede, wat men bijzonderlijk te denken hebbe
van de oude Zeeuwsche kaarten, bij Smallegange en anderen voorkoomende, of
vermeld wordende?
Indiener H. van Wijn (inv.nr. 98, nr. 25).
Conceptprijsvraag 95
Nadien zo de tijd zelve, als bijzondere omstandigheden en, onder deeze, de verwoes
tende oneenigheeden, aan welken ons vaderland zo dikwerf is onderheevig geweest,
het zelve beroofd hebben van verscheiden aanzienlijke overblijfzelen der oudheid,
zonder dat men, immers in gedrukte geschriften, vóóraf voor ééne genoegzaame op
gaave der aanweezende, of naderhand, voor die van derzelver geheugenis, is bezorgd
geweest, wordt gevraagd, welke zodanige overblijfselen, behalven de te Domburg
ontdekte gedenkstukken (die egter eene nadere beschrijving verdienden) kan men
nagaan, van de vroegste tijden af, tot de tegenwoordige toe, in Zeeland aanweezig
te zijn geweest, of aldaar nog gevonden te worden?
Indiener H. van Wijn (inv.nr. 98, nr. 27).
Conceptprijsvraag 96
Welke zijn de oorzaaken dat de zinkingkoortsen in ons vaderland zoo menigvuldig
voorkomen, en van dag tot dag vermeerderen, dat dezelve thans met recht een
endemische ziekte kan genoemd worden, waar vandaan is derzelver aart zoo veel
gevaarlijker dan voorheen? welke zijn thans de beste geneesmiddelen, die tegen deze