190 PRIJSVRAGEN Opmerkingen Vergelijk de prijsvragen 68 en 69. Hoewel de indiener daarvan niet achterhaald is, kunnen ze het gevolg zijn van bovenstaand voorstel van Meerman. Conceptprijsvraag 101 Kan men, en uit den aard der stoffe, en uit de tot dus verre gemaakte ondervinding, op genoegzame gronden vertrouwen dat de inenting met de vaccine het menschelijk lighaam niet alleen voor een korten tijd, of voor het tijdperk van ééne epidemie, maar op den duur tegen de zoogenaamde kinderpokjens beveiligen zal? Indiener J. Kantelaar (inv.nr. 98, nr. 33). Conceptprijsvraag 102 Hoe behoort het bestuur van onze O.I. volkplantingen en van den handel op dezelven voor het vervolg ingerigt te zijn, indien men regtveerdigheid jegens de deelgenoten aan de bezittingen en regten der O.I. Maatschappij, met de behartiging van het algemeen belang van den lande vereenigen wil? Indiener J. Kantelaar (inv.nr. 98, nr. 34). Conceptprijsvraag 103 Een volledig betoog, dat, bijzonder en voornamelijk in ons land, niets verderflijkers kan worden uitgedacht, dan het schenden der verbintenissen van den Staat, het zij door wanbetaling of vermindering der uitgeloofde renten, het zij voor het niet nakomen van bedongene aflossingen; - eene aanwijzing van de beste middelen,om het zij, door vermeerdering van reeds bestaande en gewone, het zij door invoering van nieuwe en buitengewone belastingen, dat kwaad voor te komen;- en eene opgave van het beste ontwerp, om de voorgestelde belastingen getrouw en eerlijk te doen opbrengen, zoo dat aan de ééne zijde alle schadelijke openbaar making van den staat der ingezetenen voorgekomen, en aan de andere kant het ontduiken van den algemeenen last aan den oneerlijken belet worde? Indiener J. Kantelaar (inv.nr. 98, nr. 35). Conceptprijsvraag 104 Heeft de deelneming in buitenlandsche negotiatien tot dus verre aan ons land meer voordeel dan nadeel aangebragt, of omgekeerd? En, wat vordert ons belang te dien aanzien voor het vervolg? Indiener J. Kantelaar (inv.nr. 98, nr. 36). Conceptprijsvraag 105 Eene schets der middelen van verdediging te water en te lande, waartoe ons bestuur, wanneer het eens weder vrij, en onafhanglijk van gebiedende omstandigheden, zal kunnen werken, zich zou behoren te bepalen uit aanmerking van de veranderingen in den toestand van ons gemeene best, vergeleeken met dien der Mogenheden, waar mede wij weleer pleegden te wedijveren! Indiener J. Kantelaar (inv.nr. 98, nr. 37).

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2002 | | pagina 192