1804 192 PRIJSVRAGEN Conceptprijsvraag 111 Naar welke regelen moet de wezentlijke waardij der wetenschappen beoordeeld worden? Indiener N.C. Lambrechtsen (inv.nr. 98, nr. 43). Opmerkingen In 1794 is prijsvraag 51 uitgeschreven, waarvan de tekst veel over eenkomst vertoont met dit concept. Conceptprijsvraag 112 In hoever is de begeerte om het toekomende te weten prijslijk? In hoever laakbaar? Welke middelen kan en mag men te werk stellen, om het toekomende te weten? Indiener H. Krom (inv.nr. 98, nr. 44). Opmerkingen Deze conceptprijsvraag is reeds genoemd in 1797 (inv.nr. 7, p. 17). Conceptprijsvraag 113 Daar de depressie van de cataract, zederd verscheiden jaren, in onbruyk geraakt, thans door verscheiden der beroemdste heelkundigen weder bij voorkeur boven de extractio word verrigt; zoo is de vraag: In hoeverre zijn de redenen, welke men in vroegere tijden tegen de depressie heeft aangevoerd, gegrond? In welke opzigten is dezelve boven de extractio te verkiezen? en wat hebben de waarnemingen van vroegere en latere heelkundige schrijvers omtrend deze kunstbewerkingen geleerd? Indiener G. Kuipers (inv.nr. 98, nr. 45). Conceptprijsvraag 114 Dewijl de ervaring ons geleerd heeft, dat op de landen tussen de keerkringen gelegen, besmettelijke koortsen heerschen, welke den eenen tijt meer dan den anderen in hevigheid woeden, en voor den zeevarenden, die landen aandoende, zeer gevaarlijk, zelfs doodelijk kunnen zijn, word gevraagd? Hoedanig is de aart en natuur dier koortsen? In welk jaargetij heerschen die het meest en zijn zij het gevaarlijkst? Door welke middelen is de besmetting derzelve voor den zeevarenden voortekomen? En hoe worden dezelve, de besmetting reeds daar zijnde, het veiligst en gemakkelijkst genezen? NB: deze laatste vraag kan niet binnen de korten daartoe gestelden tijd beantwoord worden. Indiener G. Kuipers (inv.nr. 98, nr. 46). Conceptprijsvraag 115 Ondersteld ook dat de leer van Jezus overeenkomt met het reinste dat de reden leert en in niets verder gaat is dan de goddellijke sanctie nog niet volstrekt noodig om eenheid en algemene gehoorzaamheid in de betrachting van derzelver geboden en voorschriften te brengen? Of met andere woorden: Is bij de bepaaldheid en zoo zeer verschillende ontwikkeling der reden bij verschillende volken en individus, eene buiten gewoone goddelijke openbaaring niet volstrekt nodig tot eener reine en algemeene opvolging der zedelijke pligten? Indiener Rhijnvis Feith (inv.nr. 98, nr. 49).

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2002 | | pagina 194