1810
206
PRIJSVRAGEN
Conceptprijsvraag 173
Hoedanig en hoe uitgebreid is, in onderscheidene tijdperken, de handel geweest der
Grieksche Colonieën aan de Propontis, den Pontus Euxinus, en de Palus Maeotis.
Wat heeft deze handel toegebragt ter beschaving van het oostelijk en noordelijk
Europa?
Indiener W.Ph. van Heusden (inv.nr. 98, nr. 115).
Conceptprijsvraag 174
Welken invloed heeft ten allen tijde bij de oostersche volken de polijgamie gehad
op staatsgesteldheid, wetten en zeden.
Indiener W.Ph. van Heusden (inv.nr. 98, nr. 116).
Conceptprijsvraag 175
Daar thans de invoer van veele voortbrengselen uit het oosten en westen zeer moei
lijk en bijna onmogelijk wordt, veeier echter derzelver naauwlijks kunnen gemist
worden, tenzij zij door anderen vervangen worden; vraagt het Genootschap eene
door proeven gestaafde opgaaf, welke inlandsche natuur of kunstgewrogten de plaats
van vreemden kunnen vervangen, hoe de eersten daartoe best te bereiden, en wat
vroegere geschiedenissen van derzelver gebruik in Europa leeren, eer buitenlandsche
voortbrengselen de inlandschen verdrongen.
Indiener S.J. van de Wijnpersse (inv.nr. 98, nr. 117).
Conceptprijsvraag 176
Daar men heden zeer naauwkeurig godsdienstleer en godgeleerdheid tracht te
onderscheiden, wordt gevraagd: is die onderscheiding wigtig en nodig? Zo ja, hoe
worden beider grenzen best bepaald, om aan d'eene zijde de godsdienstleer van hare
belangrijkste voorwerpen niet te beroven, en aan de andere, den eenvoudigen christen
niet lastig te vallen, met spitsvondige onderscheidingen en bepalingen die schoon
voor den geleerden niet onnut, veilig onbekend kunnen blijven?
Indiener S.J. van de Wijnpersse (inv.nr. 98, nr. 118).
Conceptprijsvraag 177
Daar veele verschijnselen betreffende de zeilsteenkracht, de electriciteit, en het gal-
vanismus, eene treffende overeenkomst hebben, anderen echter geheel verschillen,
wordt eene door daadzaken gestaafde opgaaf gevorderd, van derzelver overeenkomst
en verschil, en daarop gegrond onderzoek, of dezelve van één beginsel, dan ver
schillend gewijzigd moeten worden afgeleid, dan wel drie wezenlijk verschillende
beginselen aanwijzen?
Indiener S.J. van de Wijnpersse (inv.nr. 98, nr. 119).
Conceptprijsvraag 178
Daar sommige natuurkundigen beweeren (a) dat de hoeveelheid regenwater verschillend
is, al het overige gelijkgesteld zijnde, naarmate van de hoogte, op welke de vergaderbak
boven den grond geplaatst is, terwijl andere meenen, dat zulks niet in alle gevallen