224 PRIJSVRAGEN Conceptprijsvraag 25 O Word gevraagd eene opgave en ontwikkeling van de verdiensten der Nederlanden, zoo Roomschen als onroomschen, voor Huig de Groot ter bevordering eener betere verklaring der Heilige Schrift. Indiener L. Suringar (inv.nr. 98, nr. 201). Opmerkingen Conceptprijsvraag 250 wordt genoemd in 1821 (inv.nr. 8, p. 12). Conceptprijsvraag 251 Over den invloed der vaart op de Oost- en West-Indiën, betrekkelijk de zeden der Nederlanders. Indiener Onbekend (inv.nr. 8, p. 12, 7 febr. 1821). Conceptprijsvraag 252 Vergelijking der bemoeyingen van Constantijn den Grooten en van Karei den Grooten over den Christelijken godsdienst. Indiener Onbekend (inv.nr. 8, p. 12, 7 febr. 1821). Conceptprijsvraag 253 Over de pogingen voor Huig de Groot, door anderen aangewend, tot eene betere bijbelverklaring. Indiener Onbekend (inv.nr. 8, p. 12, 7 febr. 1821). Conceptprijsvraag 254 Is het doenlijk, zonder nadeel toe te brengen aan de belangen van den eygenaar, de staat van den slaaf te verbeteren? en op welke wijze? Zal men, door hem meer goede zedelijke indrukselen in te prenten, zijnen ijver voor de belangen van zijn meester kunnen opwekken, hem met het denkbeeld bezielen, van uit eygen beweging werk zaam te zijn: hem alzo kunnen voorbereiden, tot eene zedelijke beschaving, die in deszelfs uitkomst een beslissend voordeel voor de maatschappij opleveren moet? Zal men dit doel kunnen bereyken, door hem stelselmatig van zijn eerste kindschheid te onderwijzen, en hem op die wijze tot de beschaving te brengen? Of zal men een andere weg moeten inslaan, om dit doel te bereyken? en welke? Indiener A.E Lammens in een brief geschreven te Paramaribo op 28 maart 1824 (inv.nr. 64, stuk 87). Opmerkingen Deze conceptprijsvraag is in inv.nr. 98 niet opgenomen. Wel een anoniem commentaar (inv.nr. 98, na nr. 194): De prijsvraag be doelde eene opgave van middelen waardoor het gebrek aan slaven zoude kunnen worden tegemoet gekomen en voldoet alzoo hierin aan den wensch van den heer president, dat in het uitschrijven der vragen bij voorkeur op practicaal nut dient te worden gezien. De differente adviesen aan de leden dezer commissie gezonden, toone, dunkt mij, ten duidelijksten aan: le- Dat eene mengeling van vrije blanken en slaven ondoenlijk is. 2e- Dat de schoonheid der slaven, voor als nog niet groot genoeg is, om de kosten, die tot een etablissement van blanken noodig zijn niet te vergeefs aan te wenden. Het plan van de heer Lammens hoezeer instructief en

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2002 | | pagina 226