232 PRIJSVRAGEN is dus niet overbodig, en daar het mij niet bewust is dat er door eenig genootschap gedurende de laatste jaren op dit punt is gehecht, zoo geef ik in overweging om na mens het Zeeuwsche uit te noodigen tot het inleveren van eene beknopte handhaving der wondervolle geschiedenis van Elia, waarbij niet slechts hare geloofwaardigheid in het algemeen aangetoond maar ook ieder bijzonder wonderverhaal voldingend ontheven wordt van de bezwaren, welke het drukken- of een grondig betoog dat wij in dezelve alleenlijk eene mythenvormige voorstelling hebben, benevens eene eenvoudige doch grondige natuurlijke opheldering van het vreemde hetwelk hier wordt aangetroffen. Indiener J. ab Utrecht Dresselhuis (inv.nr. 98, nr. 231). Opmerkingen 1833 of 1834 (inv.nr. 9, p. 24). Zie de opmerkingen bij concept prijsvraag 276. Conceptprijsvraag 282 Eene zoo veel mogelijk volledige beschrijving en historische ontwikkeling der daden en verrigtingen, waardoor de Hollanders, Zeeuwen, Vriezen en Vlamingen zich gedurende den loop der kruistogten, in Palestina, Sijrie en Egijpte, of op hunne togten derwaarts, hebben onderscheiden. Indiener H.A. Hamaker (inv.nr. 98, nr. 232). Opmerkingen 1833 of 1834 (inv.nr. 9, p. 24). Zie de opmerkingen bij concept prijsvraag 276. Conceptprijsvraag 283 Welke menschkundige oorzaken hebben teweeg gebragt dat de dweepers in de chris telijke kerk aan de namen uit het Oude Testament den voorrang gegeven hebben, boven die uit het Nieuwe Testament? Indiener G. Dornseiffer (inv.nr. 98, nr. 234). Opmerkingen 1833 of 1834 (inv.nr. 9, p. 24). Zie de opmerkingen bij concept prijsvraag 276. Conceptprijsvraag 284 Kan men het als eene door de ondervinding gestaafde waarheid aannemen, dat in onze gewesten de hevige stormen, vooral die waardoor de wateren der zee tot eene meer dan gewone hoogte worden aangedreven, en overstroomingen veroorzaken, meestal worden waargenomen, als de zon ten zuiden der evennachtslijn is, en om streeks den tijd der nieuwe en volle manen, wanneer ook de hoogste waterstanden plaats hebben? Zoo ja; waaraan zoude het moeten worden toegekend, dat ook bij hevige zomerstormen geene zoo hooge overstroomingen veroorzakende stroomen, voorvallen. Welk verband is er tusschen die werkingen dezer natuurkrachten, en de standen van zon en maan betrekkelijk de aarde en onderling? en welke is de oorzaak dat de stormen, na eerst gedurende eenen geruimen tijd uit het zuidwesten te hebben gewoed, soms meer langzaam, soms plotseling, na eenige oogenblikken stilte, met dezelfde of nog grootere kracht uit het noordwesten van nieuws aankomen? Indiener J. de Kanter (inv.nr. 98, nr. 235).

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2002 | | pagina 234