24
F.M. W1BAUT
gevestigd te Amsterdam. Ook op internationaal vlak had de onderneming van Alberts
contacten. Een belangrijke relatie was de firma Gebrs. Hagenbucher te Heilbronn,
waarmee de eerste contacten werden gelegd in 1872. Met tal van handelaren in Riga
werden zaken gedaan, onder hen Th. Kerkovius, Westberg Co., Theodor Pychlau
en J.A. Schmidt Co.47
Vanuit grote havenplaatsen in Rusland (Riga, Archangel), Finland (Borga), Noor
wegen (Risor), Zweden (Sundsvall) en Duitsland (Danzig, Memel, Koningsbergen)
kwam het hout naar Middelburg. Houthandel Alberts liet keurders afreizen om de
kwaliteit te beoordelen. De aanvoer via de Duitse havens betrof voornamelijk tran
sitohandel van hout dat uit Rusland en ten dele ook uit Oostenrijk afkomstig was.
Ook per spoor kwam hout uit Duitsland en Oostenrijk in Middelburg aan. Het
ging in de handel met Rusland en de Scandinavische landen om vuren-, grenen- en
dennenhout. Uit de streken rond de Witte Zee, waaronder Archangel, kwamen
zeer goede soorten grenenhout, maar ook Riga, Sundsvall en andere aan de Oostzee
gelegen afvoerplaatsen waren bekend om de uitvoer van goed grenenhout. Zweden
stond bekend om de goede kwaliteit van het vurenhout, al deden hier het Witte-
Zeegebied en in het bijzonder Archangel ook goed mee. Eikenhout werd onder meer
aangevoerd vanuit Duitsland, in het bijzonder het gebied langs de Nederrijn. Verder
werd deze houtsoort uit de eigen omgeving betrokken, later ook uit Quebec en als
white oak uit andere delen van Amerika.48
De handelslijnen van houthandel Alberts, die in de beginfase van het bedrijf
werden uitgelegd, bleven bestaan, maar onder Wibaut werden in de loop der jaren
accenten verlegd en nieuwe markten aangeboord. Van de nationale handelsrelaties
werd vooral die met Bontekoning Aukes geïntensiveerd. Ook met Ambagtsheer
Van der Meulen te Amsterdam werd veel zaken gedaan; zij leverden onder meer
teakhout aan Alberts. De handel met kooplieden uit Dordrecht, Amsterdam en Rot
terdam werd dus gehandhaafd. In de verhoudingen tussen deze steden vonden vanaf
omstreeks 1880 wel opmerkelijke veranderingen plaats. De bloei van de houthandel
in Dordrecht, die was gebaseerd op de invoer van hout over de Rijn, was voorbij.
Nederland was voor Duitsland niet langer een afzetgebied voor hout, maar ging
functioneren als doorvoergebied om het tekort aan hout in het Rijngebied aan te
zuiveren. Van de kentering profiteerde vooral Rotterdam, waar de handel in hout
een flinke impuls kreeg. Ook Amsterdam werd een zwaartepunt voor de Nederlandse
houthandel op Duitsland. Houthandel Alberts was door houtexport naar Duitsland
eveneens onderdeel van de omgekeerde handelsstroom.49
Naast de reeds bestaande continentale handel kwamen vrij snel gebieden in andere
werelddelen in beeld. Al na enkele jaren verbreedde houthandel Alberts de inkoop-
markt naar overzeese gebieden. In 1875 ontving men via Ambagtsheer Van der
Meulen zogenaamd Amerikaans-grenen balken en in datzelfde jaar kwam via de
Koninklijke Maatschappij De Schelde een eerste grote lading pitchpine uit Amerika
binnen. Dit overzeese continent was een betrekkelijk nieuwe inkoopmarkt, waarop
het Amerikaans grenen en dan met name het pitchpine zich op de voorgrond drong.
De grote afvoerplaatsen van pitchpine lagen aan de Golf van Mexico en de oostkust
van Noord-Amerika. Vooral vanuit Pascagoula en Pensacola, twee havensteden aan
de Golf van Mexico, kwam hout naar Middelburg.50
Begin jaren tachtig voegde zich nog een nieuwe loot aan de stam van de hout
handel. Sterk in opkomst raakte toen het groenharthout, dat voor de firma Alberts