P.M. WIBAUT 31 schepen. Maar het bleef een houtsoort die alleen werd gebruikt waar het onontbeerlijk was of waar men een luxe uitstraling beoogde.65 De handelslijnen in de afzet van houthandel Alberts overziend, kunnen we consta teren dat in de jaren tachtig een verschuiving optrad van de regionale markt naar de nationale en internationale markt. Die verandering werd veroorzaakt door de groei ende vraag naar diverse houtsoorten bij de aanleg van waterwerken, scheepswerven, spoorwegen en aanverwante industrie als machinefabrieken en wagonfabrieken. De onderneming van Alberts en compagnons leverde op de Nederlandse markt hout voor al deze sectoren. In België leverde de houthandel voor de aanleg van havens en aan de metaalindustrie. In Duitsland werd geleverd voor havenwerken in het noorden van het land en aan spoorwegmaatschappijen en de daaraan verbonden metaalindustrie elders in Duitsland. Sporadisch kwamen houtleveranties buiten Europa voor. In 1888 werden met een Britse relatie contacten gelegd over de verkoop van gezaagd eikenhout voor havenwerken in Buenos Aires, in 1900 leverde houthandel Alberts dennen palen, vuren-, groenhart- en teakhout aan La Compagnie Universelle du Canal Maritime de Suez.66 Dit was een opvallende transactie, gezien het prestige van het Suezkanaalproject, maar structureel verlegde de afzetmarkt zich niet naar gebieden buiten Europa. Het sprak vanzelf dat het door houthandel Alberts aan zijn klanten geleverde hout vrij moest zijn van gebreken. Sommige afnemers stelden zeer strenge kwaliteitseisen. De directie Hellevoetsluis van de Koninklijke Marine bestelde in 1909 een partij grenenhout uit Riga en Amerikaans grenen dekdelen. De eisen waren niet mis: het hout moest niet vers gezaagd maar zo droog mogelijk en ten minste winddroog geleverd worden. Verder moest het buiten het hart gezaagd zijn, zuiver, glad en zonder nadelige gebreken. De latten, ribben en schroten dienden spintvrij te zijn, aan de Rigadelen kon een kleine breedte wit spint worden toegelaten, mits ze dat niet allemaal hadden.67 Het keuren van hout door de afnemers was bij grote transacties voor waterbouw kundige werken en spoorwegwerken heel gebruikelijk. Maar ook voor andere bouw kundige werken en voor toepassingen in de metaalindustrie drong de afnemende partij wel eens aan op keuring van het hout. Dat gebeurde soms in Middelburg voorafgaand aan de levering. Vertegenwoordigers, vaak directieleden, van water staatsdiensten en aannemers reisden dan naar Middelburg om het hout te bekijken. Soms werd tussen houthandel en klant overeengekomen dat de keuring na aflevering op de plaats van het werk zou plaatsvinden. Het houttransport vanuit Middelburg naar de afnemers vond plaats via binnen vaartschepen, veelal tjalken of stoomschepen, en het spoor. De kopers kregen van de houthandel bericht zodra bekend was wanneer de lading via schip of trein zou vertrekken en wanneer die zou aankomen. 'Morgen vertrekt schipper Van Dijk met het door u bestelde hout naar Wemeldinge. Gelieve voor de afhaling te zorgen', luidde het bericht aan een afnemer in Yerseke.68 Met de verhandeling van het hout waren vaak grote sommen geld gemoeid. Hout handel Alberts stuurde tussen april 1912 en juli 1914 aan de Maatschap Sluisbouw Hansweert voor een bedrag van maar liefst 124.714,03 aan facturen. Een heel verschil met de kleine klanten, die voor één pitchpine stam nog geen 200 neer telden. Afnemers hield men nauwlettend in de gaten; vooral over hun financiële draagkracht won men inlichtingen in. In 1888 ontving de houthandel opdracht

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2002 | | pagina 33