38
F.M. WIBAUT
58 man werk. Van de in totaal 71 werklieden die in dat jaar bij de houthandel werk
ten, waren er twee jonger dan zestien jaar. Het werk van de jongens bestond onder
meer uit het stapelen van hout en het aannemen van hout bij de schaafmachines.
De in de kuiperij werkzame jongens werden als leerlingen beschouwd. Zij hielden
zich veelal bezig met het maken van kleine vaatjes.85 Vanaf 1899 beschikken we
ook over gegevens betreffende de losse werklieden die voor de houthandel werkten.
Hun aantal varieerde in dat jaar tussen de 25 en 36. Zij waren in hoofdzaak belast
met het lossen en laden van schepen, het opvlotten van balken en het opstapelen
van hout. Het aantal losse arbeiders is overigens weinig informatief; het zegt im
mers niets over de frequentie en de tijdsduur waarmee zij werden ingezet. Na 1900
groeide het aantal vaste werklieden opnieuw. Al in 1901 waren er meer dan 80 man
in dienst, in 1905 was hun aantal gegroeid tot 90, waaronder twee jongens, die echter
niet jonger waren dan zestien jaar. Vanaf 1907 zou het aantal arbeiders langzaam
teruglopen tot 83 in 1914. Dat de houthandel Alberts een grote onderneming was,
wordt ook aangetoond in een vergelijking met de houtzagerijen in de Zaanstreek.
Daar werkten in een gemiddelde stoomhoutzagerij in 1885 8 mannen en 1 jongen
en tien jaar later 12 mannen en 2 jongens.86
Jaar
vaste arbeiders
losse arbeiders
1875
20
1880
50
1885
65
1890
71
1895
60
1900
75
35
1905
90
11
1910
86
35
1914
83
40
Tabel 1. Gemiddeld aantal werklieden houthandel Alberts, 1875-1914.87
De werklokalen van de zagerij van Alberts lagen eind jaren tachtig gelijkvloers en in
het souterrain. Verwarming in het gebouw ontbrak. Beneden was het zo donker dat
er met gaslicht gewerkt moest worden. Dit lokaal was laag en de lucht was er door
het ontbreken van goede ventilatie bedompt. De ruimte op de begane grond kon
alleen gelucht worden door de deuren open te zetten. In de kuiperij was de ventilatie
beter geregeld, in deze gelijkvloers gelegen werkplaats kon de luchtdoorstroming
geregeld worden met draaiende ruiten en luchtkappen.88
In 1897 kwamen een nieuwbouw en uitbreiding van de werkplaats gereed. Het
gebouw bestond nu uit een middengedeelte met een oppervlakte van 35 x 10,9 meter
en zijgebouwen van 35 x 8,5 meter. De vloer van het middengebouw lag anderhalve
meter hoger dan de vloeren van de zijgebouwen. Onder deze vloer lag een kelder,