F.M. WIBAUT
41
eisen aan de zagerij. Opvallend is dat in de Middelburgse zagerij ook teakhout werd
gezaagd, want juist vanwege de moeilijkheden rond het zagen van deze houtsoort
kozen veel handelaren ervoor dit hout in gezaagde vorm in het land van herkomst
aan te kopen. De zagerij van Alberts was er blijkbaar goed geëquipeerd voor.
De werktijden van de arbeiders in de zagerij en schaverij bleven tot 1897 ongewij
zigd. Dagelijks werd bij houthandel Alberts 11 uur gewerkt, van 6 uur 's ochtends
tot 7 uur 's avonds, met rusttijden van een half uur 's ochtends, een uur 's middags
en een half uur in de namiddag. In zo'n 40% van alle houtverwerkingsbedrijven
in het eerste district van de arbeidsinspectie, waaronder ook Zeeland viel, gold een
arbeidstijd van 11 uur per dag. Van de 79 bedrijven in deze sector binnen genoemd
district, hadden er in 1894 32 eveneens werkdagen van 11 uur, in 20 bedrijven
werd per dag minder gewerkt, in 26 bedrijven werden langere dagen gemaakt. In de
kuiperij van Alberts lagen de tijden iets anders. In de winter werkte men daar IOZ2
uur, in de zomer 10 uur.92
Na de grote verbouwing van de zagerij werd in 1897 een nieuwe dienstregeling van
kracht, waarin onderscheid gemaakt werd tussen de winter- en zomermaanden, zoals
voor de arbeiders in de kuiperij reeds gebruikelijk was. Van oktober tot half maart
lagen de werktijden 's morgens tussen 7 en 12 uur en 's middags tussen half 2 en 6
uur. Om half 9 werd het werk een kwartier stilgelegd en konden de arbeiders hun
boterham eten. Bij elkaar kwam dat op een arbeidsdag van 9 uur en 15 minuten.
Gedurende de zomermaanden werd er langer gewerkt. De werklieden begonnen
vroeger, om 6 uur 's ochtends, en werkten dan tot 8 uur. Na een half uur schaft-
pauze ging men door tot 12 uur. De werktijden 's middags waren gelijk aan die in
de winter: van half 2 tot 6 uur. Dat maakte alles bij elkaar een werkdag van 10 uur.
De sjouwers werkten om de andere week tot 7 uur 's avonds voor het afleveren van
hout. De ploeg werd daartoe in tweeën gedeeld.93
Het was niet toevallig dat juist na de verbouwing van de zagerij de werktijd per
dag werd teruggebracht. In de winter werkte men een uur en drie kwartier min
der dan voorheen, in de zomer een uur minder. Wibaut zou later constateren dat
verkorting van de arbeidsduur in veel bedrijven samenhing met de invoering van
nieuwe machines of de verbetering van gebruikte machines. Ook bij de Middelburgse
houthandel waren technische veranderingen aanleiding om de arbeidstijden aan te
passen. Omdat nieuwe machines steeds sneller werden en de werking ervan steeds
ingewikkelder werd, vroeg het werk meer van de arbeiders. Aan de inspanning die zij
leverden, zat echter een grens. Te lang doorgaan vergrootte de kans op ongelukken,
terwijl de productie in het laatste uur door vermoeidheid van de arbeiders meestal
sterk afnam. Een kortere arbeidsdag hoefde dan ook niet ten koste te gaan van de
arbeidsproductiviteit. Wibaut wist tal van voorbeelden in binnen- en buitenlandse
bedrijven te noemen waar vermindering van de arbeidsduur niet had geleid tot
vermindering van de productie.94
De werktijden bij Alberts waren vergelijkbaar met die bij andere sociaal onderne
mers. In de Gist- en Spiritusfabriek van Van Marken en in de suikerfabrieken van
Vlekke werkten de arbeiders in die tijd tien uur. Door overwerk kon een arbeidsdag
bij Van Marken echter ook wel enige uren langer duren. De machinefabriek van
Stork voerde in 1903 een arbeidsduur van 9Z2 uur in. Het aantal arbeidsuren bij
de houthandel kwam ook aardig overeen met hetgeen de SDAP wettelijk gere
geld wenste te zien. Hoewel de Tweede Internationale in 1889 te Parijs zich nog