42 F.M. WIBAUT uitsprak voor een wettelijk geregelde acht-urendag, koos de SDAP ervoor eerst de tien-urendag te veroveren.95 Hoeveel dagen per jaar werd er in de houtzagerij van Alberts gewerkt? Uit een staatje met inkomsten van de vaste werklieden uit 1905 blijkt dat in dat jaar 302 dagen te boek stonden als werkdagen. De arbeiders hadden een zesdaagse werkweek, elke zondag was een vrije dag. Daarnaast bleven 9Vï vrije dagen voor feestdagen over. Ziektedagen en dagen die om een andere reden verzuimd werden, werden apart geadministreerd. In dat jaar waren 33 van de 72 werklieden in de zagerij wel eens ziek; gemiddeld namen zij elf dagen ziekteverlof op. Daaronder bevonden zich drie mensen die langdurig, dat wil zeggen meer dan honderd dagen, ziek waren. Laten we hen buiten beschouwing, dan komt het gemiddeld aantal dagen dat de zieke werknemers als ziekteverlof opnamen op 6,4.96 Voeg daarbij het gegeven dat meer dan de helft van de arbeiders zich nooit ziek meldde, en de indruk ontstaat enerzijds dat er taaie doorzetters werkten, en anderzijds dat er relatief goede arbeidsomstan digheden waren. In 1906 werden de werktijden op zaterdag aangepast. Men stopte dan om vijf uur, waarna in de zagerij en op het terrein alles behoorlijk moest worden opge ruimd en schoongemaakt. Alle zondagen waren vrije dagen, evenals de kerstdagen, nieuwjaarsdag, tweede paasdag en de namiddag van derde paasdag, hemelvaartsdag, tweede en derde pinksterdag en de namiddag van kermiszaterdag. Verder mocht elke werkman onmiddellijk voor of na de pinksterdagen met behoud van loon een dag vrijaf nemen.97 Overwerk kwam voor, maar details over de frequentie daarvan ontbreken. Alleen over 1905 zijn gegevens bekend. Daaruit blijkt dat in dat jaar geen van de arbeiders aan de zaag- en schaafmachines buiten de vastgestelde uren werkte. Het machine- personeel, dat aan de stoommachines en -ketels werkte, kreeg daarentegen opvallend veel overuren uitbetaald.98 Waarschijnlijk hield dat verband met het onderhoud van deze machines, dat buiten de werktijden in de zagerij moest gebeuren. Lonen De lonen van het personeel van houthandel Alberts bleven lange tijd vrijwel onge wijzigd. Losse arbeiders verdienden bij de start van het bedrijf in Veere, in 1871, 1,40 per werkdag van elf uur. Dertig jaar later werd hun ongeveer/ 1,50 per dag betaald. Voor de vaste werklieden zag de ontwikkeling van het loon er niet veel beter uit. De meeste maatregelen die houthandel Alberts voor zijn personeel nam, betroffen de totstandbrenging van sociale voorzieningen, waarop ik nog nader zal ingaan. Daaraan gaf de leiding van het bedrijf de voorkeur boven een verhoging van de lonen. Uit tabel 2 valt te lezen dat de lonen van de arbeiders in de zagerij en schaverij tussen 1873 en 1896 nauwelijks stegen. Aangetekend moet worden dat de lonen in 1873 en 1885 werkdagen van elf uur betroffen en in 1896 dagen van tien uur. Een relatieve verhoging was er dus wel. In de kuiperij was al het werk handwerk en werd per stuk betaald. Geoefende arbeiders konden een loon van 2 per dag halen, de minder bekwamen verdienden 1,50. Nadat in 1897 de zagerij verbouwd was en nieuwe machines in gebruik waren genomen, veranderde men de loonregeling. Vanaf 1 januari 1898 gold een nieuw stelsel voor de werklieden die met het zaagwerk waren belast. Boven een basisloon konden zij een bedrag aan prestatiepremie verdienen. Een dergelijke regeling

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2002 | | pagina 44