54 F.M. WIBAUT Integendeel, vrijwillig aanvaarde armoede zou in die omstandigheden een daad zijn als die van een vrijwillig martelaar, 'krachtig sprekend tot sommigen, doch van geen algemeene betekenis'.130 Wibaut moest zijn paradoxale positie vaak verdedigen, onder andere tegenover de zeventien jaar jongere Delftse student Johan Willem Albarda, die later een vooraan staand SDAP-politicus werd. Moest de haat van proletariërs en bezitters-socialisten tegen de bezittende klasse zich ook richten op alle afzonderlijke leden van de bour geoisie en kapitalisten, omdat dezen 'uit hunnen aard ploerten' zijn, zo vroeg Albarda zich in een brief aan Wibaut af. Dat ging Wibaut te ver. Veel kapitalisten konden het immers niet helpen dat zij tot de bezittende klasse behoorden; zij waren door de omstandigheden slechts 'toevallig aangewezen personen'. Niet alle bezitters waren ploerten, schreef Wibaut terug, net zo min als alle arbeiders heiligen waren.131 Aldus had Wibaut zich, als iemand die deel uitmaakte van de burgerij én er socialistische opvattingen op nahield, een plaats verschaft in het maatschappelijk leven. Dat hij zijn sociale positie zo ervaarde, kwam voort uit een diep geworteld standsbesef. Ook al had hij socialistische opvattingen, hij kon moeilijk zelf arbeider worden. Hij was zich bewust van zijn positie in een bepaalde maatschappelijke klasse en van het feit dat hij daaruit niet kon ontsnappen. Hij keerde zich daarom niet tegen zijn stand, maar werkte vanuit zijn stand. Hij accepteerde het standsverschil zoals dat op dat moment in de maatschappij bestond. Vanuit zijn sympathieën voor de progressief liberale kring ontwikkelde hij zich tot een lid van de nieuwe Mid delburgse elite, die was gevormd uit de burgerlijke milieus en waarin fabrikanten en artsen een hoofdrol speelden. Hij participeerde in het maatschappelijk leven zoals dat toentertijd gebruikelijk was. Hij was onder meer lid van de sociëteit St. Joris en van de vereniging Tot Oefening en Uitspanning.132 Wibaut had een welomschreven visie en werd vaak uitgenodigd die te presenteren. Hij was een veelgevraagd spreker, niet alleen in Middelburg, waar hij de eerste was op het verlanglijstje van de net opgerichte Gecombineerde vakvereeniging, maar ook in de dorpen op Walcheren en elders in Zeeland. Zijn adviezen over arbeiderskwes ties werden hoog aangeslagen. Bij een staking van dijkwerkers in Westkapelle, eind 1901, trad Wibaut op als hun raadgever. Hij had hun vertrouwen al bij voorbaat gewonnen, omdat hij bekend stond als de man 'die leeft met en voor den arbeider'. In een stampvolle zaal van het Koffiehuis sprak hij op een zaterdag in december de dijkwerkers eerst toe over het socialisme en de noodzaak voor arbeiders om zich te verenigen. De dijkwerkers trachtten met de staking een loonregeling af te dwingen, daar deze tot dan toe geheel ontbrak. Wibaut adviseerde over een aantal specifieke eisen en raadde de arbeiders aan om verstandig te zijn en niet meer te vragen dan op dat moment nodig was. De verlangde loonregeling werd uiteindelijk volledig toegestaan.133 Naast zijn spreekbeurten ondernam Wibaut concrete initiatieven waarmee de belangen van de arbeiders gediend waren. Zijn bijdrage aan de arbeidersbeweging in Middelburg lag vooral op dit vlak. In 1889 richtte hij samen met zijn collega Ghijsen en met de arts J.C. Bolle de stichting Eigen Haard op. Deze stichting liet voor arbeiders woningen bouwen, waarvan zij via een huurkoop-systeem eigenaar konden worden. Wibaut was vijfjaar later ook betrokken bij de oprichting van Ons Huis, dat ruimte bood aan werklieden om zich verder te ontwikkelen, bijvoorbeeld door er lezingen bij te wonen. Wibaut sprak er onder meer over het vrouwenkiesrecht

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2002 | | pagina 56