56
F.M. WIBAUT
vonnissen na onlusten in Friesland, die voortkwamen uit armoede en honger onder
de bevolking. Het gevolg van deze oproep was de oprichting van het zogenaamde
Honger en Schrikcomité, dat geld inzamelde voor de gezinnen van de getroffenen.
De Nederlandse regering was verbolgen over deze actie. Ook de Nederlandse gezant
in Rusland, Uttewaal van Stoetwegen, was het initiatief ter ore gekomen. Wibaut
verbleef kort na de oprichting van het comité enige tijd voor de houthandel in
Sint-Petersburg en werd, zoals wel vaker gebeurde als hij op handelsreis was, door
de gezant voor de lunch uitgenodigd. 'Die Mijnheer Wibaut, waarover zoveel
geschreven wordt in de Hollandse bladen, om het rumoer dat hij gemaakt heeft,
naar aanleiding van de onrust in Friesland, is geen familie van u?\ vroeg de gezant
hem na het eten. 'Neen Excellentie', antwoordde Wibaut, 'helemaal geen familie,
ik ben het zelf'. De gezant moet perplex zijn geweest en kwam niet meer op het
onderwerp terug. De echtgenote van de gezant weigerde Wibaut na afloop een hand
te geven.135
In deze jaren nam Wibaut het ook publiekelijk op voor stationschef Van der Walle
van de Hollandse Spoorwegmaatschappij. De man was ontslagen, omdat hij buiten
zijn werk activiteiten ondernam die de directie niet aanstonden. De directie van de
spoorwegmaatschappij nam het Wibaut zeer kwalijk dat hij voor Van der Walle in
de bres was gesprongen en besloot houthandel Alberts te schrappen van de lijst van
bevoorrechte leveranciers. Dat leidde tot een conflict tussen Wibaut en zijn com
pagnon Alberts. Alberts vond dat de zaken van de houthandel niet onder Wibauts
optreden mochten lijden. Wibaut speelde de zaak hoog. Hij wees Alberts op de
mogelijkheid gebruik te maken van een artikel in de vennootschapsakte, waarmee aan
een van de firmanten verdere deelname in de firma opgezegd kon worden. Wibaut
wilde zijn opvattingen en optreden niet veranderen; hij was ervan overtuigd dat hij
een zorgvuldige afweging had gemaakt. Alberts bond in en heeft Wibaut er daarna
nauwelijks nog over aangesproken.136
Toen na een staking van Amsterdamse havenarbeiders in 1903 de stakingsleiders
niet meer bij hun werkgevers terug mochten komen, en de vakbeweging aldaar de
handen vol had aan het ondersteunen van slachtoffers, richtten enkele particulieren,
onder wie Wibaut, een nieuwe onderneming in de Amsterdamse haven op. Dat werd
de Nederlandse Transitomaatschappij, die opereerde als een veem, dat wil zeggen dat
zij zich richtte op het ontvangen van goederen bij de aanvoer, het overladen, opslaan,
enzovoort. Een deel van de werknemers die vanwege hun stakingsactiviteiten door
de werkgevers uitgesloten werden, vond in de Transitomaatschappij nieuw werk.
Dat was ook wat de oprichters met deze onderneming voor ogen stond. Onder de
rederijen bestond veel weerzin tegen de Transitomaatschappij. Toen Wibaut voor
houthandel Alberts het cognossement van een lading hout, die in Amsterdam zou
aankomen, aan de Transitomaatschappij had gegeven om deze te ontvangen, weigerde
de rederij met deze maatschappij zaken te doen. Of houthandel Alberts maar een
andere ontvanger wilde aanwijzen. Wibaut weigerde. Hij stond erop dat de partij
hout door de reder aan de Transitomaatschappij werd afgeleverd. De antipathieën
leefden onder enkele reders gedurende meer dan een jaar heel sterk, maar Wibaut
hield al die tijd z'n poot stijf. Dat zal niet altijd hebben bijgedragen aan de goede naam
van houthandel Alberts, maar het bewerkstelligde wel dat de Transitomaatschappij
de moeilijke beginjaren overleefde en tot een bedrijf uitgroeide dat in omvang alle
verwachtingen van de initiatiefnemers zou overtreffen.137