58
F.M. WIBAUT
van de verschillende houtsoorten. Wibaut had een buitengewoon goed ontwikkelde
handelsgeest. De combinatie van die twee eigenschappen maakte dat de houthandel
goed kon inspringen en zelfs vooruit kon lopen op de wensen van de afnemers. Een
prachtig voorbeeld daarvan is de manier waarop het Demerara-greenhearthout in de
markt werd gezet. Informatieverstrekking over de technische aspecten speelde hierbij
een cruciale rol. In de commerciële activiteiten die rondom het Demerara-green-
heart werden ontplooid, benadrukte de houthandel tegenover potentiële afnemers
de gunstige ervaringen die daarmee in binnen- en buitenland waren opgedaan.
Voor een typering van ondernemerschap is door historici en economen een reeks
kenmerken aangedragen, die meestal gekoppeld zijn aan een bepaalde fase in de
economische ontwikkeling.139 De koopman-ondernemer, waarvan Wibaut alle eigen
schappen in zich had, wordt meestal getypeerd als een overgangsfiguur tussen de fase
van het handelskapitalisme en het industrieel kapitalisme, of tussen het premoderne
en het moderne ondernemerschap. En inderdaad, ook in de houthandel Alberts stond
de in- en verkoop van hout centraal, terwijl de industriële activiteiten, namelijk de
zagerij en kuiperij, daarvan een afgeleide vormden. De onderneming droeg echter
alle kenmerken van een modern bedrijf. De handelsactiviteiten waren geen residu
van een verouderd soort ondernemerschap, maar een noodzakelijke voorwaarde voor
het welslagen van het bedrijf in een situatie waarin grondstoffen en afzetmarkt in
de nabije omgeving ontbraken. Dan is een handelaar nodig, die de verre markten
ontdekt, verkent en openbreekt, zodat het industriële gedeelte van het bedrijf tot
expansie kan worden gebracht.
Natuurlijk bezat de houthandel ook eigenschappen die op het eerste gezicht min
der goed pasten bij het moderne, rationele karakter ervan. Familiebanden speelden
een grote rol, een eigenschap die veelal aan premoderne ondernemingen wordt
toegedicht. Maar het nauw betrekken van familieleden bij het bedrijf kon ook de
uitkomst zijn van een volstrekt rationele afweging, omdat het de continuïteit van de
bedrijfsactiviteiten waarborgde. Door mensen bij het bedrijf te halen die men goed
kende en vertrouwde, liep de onderneming minder risico. Zelfs toen na de keuze
voor een naamloze vennootschap in 1899 ook Vreemd' kapitaal in de onderneming
gestopt kon worden en derden dus aandeelhouders werden, bleven de belangrijkste
posten in de onderneming voorbehouden aan familieleden. En toen in 1914 zowel
Wibaut als Ghijsen uit de directe leiding van het bedrijf traden, namen familieleden
het roer over.
Zakenrelaties en familierelaties liepen ook op andere manieren door elkaar. Kolen
voor het stoken van de stoomketel betrok men bij de brandstofhandel van de vader
van Wibaut in Vlissingen. Tussen de houthandel van Alberts en de Middelburgse
margarinefabriek van M.P.A. Proos, de zwager van Ghijsen, bestond enige tijd een
druk geldverkeer. Mogelijk hield dat verband met het feit dat de margarinefabriek
gebruik maakte van de elektriciteitsvoorziening van de houthandel. Verder herkennen
we onder de klanten van de houthandel evenzeer familieleden. In de klantenkring
bevond zich de directie Hellevoetsluis van de Koninklijke Nederlandse Marine.
Hoofdingenieur daar was J.W. Calten, die gehuwd was met Wibauts zuster. Zij
was op haar beurt weer betrokken bij de houthandel, omdat zij deelde in de erfenis
van haar moeder en dus aandelen bezat.140 Ook hier was vanuit het oogpunt van
risicomijdend ondernemersgedrag het aangaan van handelscontacten met bekenden
nog niet zo'n slechte zet.