F.M. WIBAUT
59
Al in de jaren zeventig vonden in de Middelburgse houtzagerijen ontwikkelingen
plaats die de overgang van een op kleine schaal beoefende nijverheid naar een groot
schaliger industrieel bedrijf inluidden. De invoering van stoomkracht en de kop
peling van nieuwe, op deze voortdrijvingstechniek geënte machines daaraan, zoals
de invoering van het snelzaagraam, zorgden voor een aanzienlijk hoger rendement
van het totale productiesysteem in de zagerijen. Ook in de houtzagerij van Alberts
waren deze moderne elementen terug te vinden. De omstandigheden in de zagerij
waren tot halverwege de jaren negentig niet optimaal. Bij de start van de onder
neming was duidelijk dat Alberts inzette op een goed geoutilleerd bedrijf. Dat de
houtzagerij bij haar komst naar Middelburg in 1873 meteen op stoomkracht zou
gaan werken, lag overigens in de lijn van de ontwikkelingen in die tijd. Elders in
het land deed zich in die tijd eenzelfde omslag voor. In de Zaanstreek, sinds eeuwen
vermaard om zijn houtzaagmolens, waar windkracht voor aandrijving zorgde, lag de
piek van de introductie van stoommachines tussen 1871 en 1880. Maar terwijl in
Middelburg de houtzaagmolens werden afgebroken, bestonden er in de Zaanstreek
in 1900 nog altijd zo'n 25, naast de stoomhoutzagerijen. De windmolen was hier
zo geperfectioneerd, dat invoering van de stoommachine aanvankelijk nauwelijks
tot een toename van het rendement leidde. Pas toen er andere productietechnieken
kwamen, zoals de Zweedse snelzaagramen, werd invoering van de stoommachine
rendabel. In het algemeen kan gezegd worden dat de combinatie van stoomkracht en
daarop geënte nieuwe arbeidstechnieken in de houtzagerij een belangrijke aanjager
voor de ontwikkeling van het grootbedrijf vormde.141 Dat gold natuurlijk ook voor
de firma Alberts. Maar deze industriële factor verklaart op zichzelf niet de expansie
van het bedrijf. Er was meer nodig.
Wat was dan de sleutel tot het succes? Of anders gezegd: waarom kon houthandel
Alberts als een van de weinige ondernemingen juist in Middelburg tot grote bloei
komen? Lag Middelburg niet te excentrisch of veel te geïsoleerd voor de houthan
del? Nee, voor houthandel Alberts lag Middelburg juist uitermate gunstig, omdat
de stad zich in het hart bevond van zijn afzetgebied. Dit omvatte geheel Nederland,
België, Noord-Frankrijk en - in mindere mate - Duitsland. Overigens sloeg de
onderneming ook houtvoorraden op in depots in andere havensteden. De expansie
van het bedrijf maakte deel uit van een ontwikkeling die zich op macro-niveau in
de loop van de negentiende eeuw voordeed, nadat ook in België en Duitsland de
industrialisatie goed op gang was gekomen. Nederland lag nu niet langer in de
periferie van de Engelse industrialisatie, maar centraal tussen de geïndustrialiseerde
landen Groot-Brittannië, Duitsland en België. De goederenuitwisseling, ook die van
hout, tussen deze landen voltrok zich in het vervolg over Nederlands grondgebied.142
Hout, vooral het Demerara-greenhearthout, dat houthandel Alberts via contacten
met Engelse en Schotse handelaren in Middelburg liet aanvoeren, vond van hieruit
zijn weg naar de afnemers in België en Duitsland.
Houthandel Alberts profiteerde voor de aan- en afvoer van hout volop van de zojuist
aangelegde spoorlijn naar Roosendaal en van het Kanaal door Walcheren, dat in het
zelfde jaar werd geopend als waarin Alberts zijn zaak in Middelburg vestigde. Met de
zeevaart en de binnenvaart was de verbinding eenvoudig te leggen. De aanwezigheid
van vervoersverbindingen over zee en over het spoor drukte de transportkosten en
daarmee ook de kosten van het eindproduct. Voor een bedrijf dat zijn afzet vond in
een gebied dat zich laat tekenen als een halve cirkel van het noorden van Nederland