PRIJSVRAGEN
93
inv.nr. 49 is een beoordeling door J. Dingmans op verzoek van A.I.
Hurgronje gedateerd 11-8-1773 van de prijsvragen 2,4 en 5. Zijn
oordeel is niet erg positief. Winnaar B. Nebbens schreef op 4-2-
1772 een brief aan J.W. te Water over de wijze van publicatie van
zijn bekroonde antwoord (hs. 1985). In 1798 stuurde J.Brez een
technische verhandeling in, hoe dijken beschermd kunnen worden
tegen verwoesting door de zee (hs. 4117).
Prijsvraag 3
Mag een Natuur-Onderzoeker uit de reeds gemaakte waarnemingen en proef-on-
dervindingen verdere gevolgen trekken ter uitvorschinge van de noch onbekende
oorzaaken der verschynselen? zoo ja, hoe verre mag hy daar in voortgaan, en welke
regelen moet hy daar omtrent in acht nemen?
Indiener J. van Iperen (inv.nr. 60, f. 321) of P. Boddaert (inv.nr. 58, f. 33).
Jaar 1770.
Antwoorden 1772: 10 (inv.nr. 3, p. 315).
Motto's a: Nunc alio, nunc rursum alio sit obvia vultu (inv.nr. 3, p. 315).
b: Ex vero, falsum, vel contra, haud nascitur (inv.nr. 3, p. 315).
c: Pedetentim, gradatim et circumspecte (inv.nr. 4, p. 21).
d: Quid tentasse nocet (inv.nr. 4, p. 30).
e: Non pari periculo res non tentatur, et non succedit; in hoc
enim exiguae humanae operae, in illo, rei omnium pretiosissimae,
veritatis, iactura est. Baco Verulanus (inv.nr. 4, p. 30).
f: Alles heeft zijn tijd (inv.nr. 3, p. 300).
g: Horum Aliquid (inv.nr. 4, p. 21).
h: Plurima cognivimus, sed plura, desiderantur (inv.nr. 4, p. 21).
i: Scribendo recto sapere est principium (inv.nr. 4, p. 21).
j: Est quodam (inv.nr. 3, p. 300, 315; inv.nr. 4, p. 30).
Jury J. van Iperen, J. Baster, L. Bomme, D. van Gesscher, E.P. Swa-
german, J.F. Hennert, en de directeuren van het departement
Amsterdam (inv.nr. 4, p. 21; inv.nr. 60 f. 258-260; Archief 1981,
p. 206).
Juryrapporten Volgens inv.nr. 60, f. 201 heeft L. Bomme twee antwoorden
toegestuurd gekregen, maar legt hij zich neer bij het oordeel van
Van Iperen en Baster. Volgens inv.nr. 60, f. 239 heeft Van Iperen
echter geen tijd om te beoordelen en sluit hij zich aan bij Bomme
en Baster. Hier moet dus sprake zijn van verschillende antwoorden.
Meer juryrapporten zijn bewaard in inv.nr. 60, f. 245, 249-252,
256, 258-260, 273, 321 en inv.nr. 4, p. 45-48.
Bekroning 1772: J. Pap de Fagaras te Utrecht, goud, motto e (inv.nr. 60, f.
315-316).
Publicatie Verhandelingen ZGW1775, IV, p. 118-318.
Opmerkingen Het antwoord van Pap de Fagaras is door Van Iperen in het Ne
derlands vertaald (inv.nr. 56, p. 26). Het antwoord onder motto c
werd het beste gevonden; de auteur bleek J. van Iperen te zijn, lid
van het ZGW, zodat hij niet in aanmerking kwam voor de gouden