KOSTELYCKE WAREN
19
Lillo. In 1661 en 1663 komt de Mechelse goudleermaker Guilliam de Blaas zijn
bestellingen zelfs persoonlijk in Middelburg afleveren. Naast goudleer heeft hij in
1663 volgens het tolregister ook een pak tapijt bij zich.55 Jan Hasenberg, die zich
in 1671 als goudleermaker in Middelburg vestigt, heeft duidelijk last van de
Vlaamse concurrentie. Op 25 april 1676 verzoekt hij het Middelburgse Lucasgilde
maatregelen te nemen en te bewerkstelligen dat de import van 'Brabants goud- en
zilverleer' verboden wordt.56 Hoewel het gilde begrip heeft voor zijn situatie en maat
regelen belooft, blijft goudleer de tol van Lillo in de richting Middelburg passeren.
Een andere kostbare vorm van behangsel, het wandtapijt, is eveneens populair
bij de Middelburgse elite. Regelmatig worden partijen tapisserie bij Lillo aangege
ven. Niet altijd verlopen bestellingen echter zonder problemen. In 1662 voelt de
Middelburgse koopman Pieter Macaré zich zelfs geroepen schriftelijk zijn beklag
te doen bij zijn Antwerpse collega De Bruyne.57 Reeds twee jaar eerder heeft hij bij
hem een earner tapits' besteld, maar tot op heden ontving hij niets. Nu zijn vrouw
op het punt staat te bevallen, wil Macaré zijn wandtapijten hebben om er tegen
over het kraambezoek mee te kunnen pronken. Mocht De Bruyne niet in staat zijn
op korte termijn te leveren, dan hoeft het van hem niet meer. Mogelijk heeft zijn
boze brief resultaat gehad en is het 'pack tapitserij' dat schipper Joos Cornelissen
op 9 augustus bij de tol in Lillo met bestemming Middelburg aangeeft voor
Macaré bestemd.58
Broddelwerk
Ontevredenheid heerst er ook bij de heer Van Crommon. De spiegel die hij in het
najaar van 1659 in Antwerpen bij de firma Musson besteld heeft, blijkt niet naar
zijn zin. Hoewel hij eind november een 'patroon' van de lijst heeft goedgekeurd,
blijkt het snijwerk bij aflevering ver beneden de maat en een verhitte briefwisse
ling volgt.55 Van Crommon verwijt 'joffvrou' Musson hem de spiegel 'tegens will
ende danck, heugh ende meugh' op te dringen. Hij had toch al in een eerder sta
dium kenbaar gemaakt dat hij het stuk wanneer hem dit niet 'quame te gevallen'
zou retourneren. Slechts de sussende woorden van mevrouw Musson dat 'hetselve
soo fraei ende kunstich soudt doen opmaecken dat nooit diergelijcke en soude
gesien sijn' hadden hem ertoe overgehaald de spiegel ongezien te laten komen.
Hoewel Van Crommon erkent het ontwerp te hebben goedgekeurd, stelt hij dat
gedaan te hebben in de overtuiging dat 'het werek in sigselven soude wesen des
conform, ja curieuser, verhevender ende frajer door den handt van den beeldesnij
der gesneden als well op het papier geteeckent'. Hij verbaast zich erover dat 'die
van Antwerpen, die alle kunstwereken pretenderen te excelleren, mij sulck een
broddelwerck toesenden'. Van Crommon laat in Middelburg een nieuwe lijst om
zijn spiegel maken en zendt de Antwerpse retour. Wanneer mevrouw Musson voor
het spiegelglas alsnog 132 blijkt te willen hebben, is voor hem de maat vol. In
een uiterst beleefde doch zeer venijnige brief stelt hij een dergelijk bedrag niet te
willen betalen. Het is een prijs die 'all de weerelt oirdeelt de weerdije verre te boven
te gaen'. Hoewel hij bereid is haar 120 te betalen, is hij ervan overtuigd dat zij
daarmee niet akkoord zal gaan en stuurt hij het spiegelglas per omgaande terug
met een hem bekende schipper die dagelijks op Brussel vaart.