ANTI-ANNEXATIEBEWEGING
83
Nederlanden anders dan België zijn'. Drie dagen later was de dominee alweer te
vinden in Amsterdam, waar hij een lezing hield over Nederland en de
Scheldemond.' Dat Pattist nog lang niet iedereen voor zijn visie gewonnen had,
bleek wel uit een brief die jonkheer Robert de Muralt hem op 25 februari 1917
vanuit Den Haag schreef. De Muralt had voor Pattist een lezing in de Sphinx gere
geld, een club van Haagse intellectuelen. Maar De Muralt waarschuwde de bevlo
gen dominee al bij voorbaat: er bestond in deze kring 'weinig animo voor volkse
zaken'.10
Toch had Pattist zichzelf eind 1918 al van de nodige 'munitie' voorzien om de
strijd met de Belgische annexionisten aan te kunnen gaan. Zo schreef hij in 1917
samen met J. Vreeken het Zeeuws-Vlaamse volkslied: 'Van d'Ee tot Hontenisse'.
Dit zou later de strijdkreet van de Zeeuws-Vlaamse bevolking tegen de annexatie
politiek worden. Opmerkelijk was dat het Algemeen Nederlands Verbond in okto
ber 1917 al een subsidie verstrekte van 50 voor de verspreiding van het volkslied
op de lagere scholen in Zeeuws-Vlaanderen." Ook werd een versie van het volks
lied voor piano uitgegeven, maar deze wilde men niet op ruime schaal verspreiden.
Het argument was dat het dan wel erg lang zou duren, eer het een 'volkslied' werd.
Ook de firma Bronswijk uit Oostburg had eerst weinig vertrouwen in de uitgave
ervan. In een schrijven aan Pattist van 23 juli 1918 uitte de firma haar twijfels over
een oplage van 500 exemplaren. 'Als koopman stel ik het maken van winst als een
eerste vereischte.'12
Begin 1919 verscheen van Pattist een brochure met de veelzeggende titel
Zeeuwsch-Vlaanderen Nederlandsch, waarvan meerdere oplagen zouden volgen.
Deze brochure zou later de 'bijbel' van de anti-annexatiebeweging worden. De
brochure zou aanvankelijk al in 1917 verschijnen in het tijdschrift Vragen van den
dag, een 'Maandschrift voor Nederland en de koloniën'. Maar ook de redactie van
dat tijdschrift werd met de (indirecte) gevolgen van een wereldoorlog geconfron
teerd, toen zij Pattist moest mededelen dat zijn artikel in twee opeenvolgende
nummers verwerkt zou worden. Niet vanwege de lengte ervan, maar vanwege
papierschaarste.13 Twee jaar later verscheen -de brochure van Pattist alsnog in het
populair-wetenschappelijke tijdschrift.
In het voorwoord schreef Pattist zelf wat het doel van de brochure was. 'Moge
de inhoud ook in dezen vorm getuigenis afleggen, in en vooral buiten Zeeuwsch-
Vlaanderen, van den waarheid: Zeeuwsch-Vlaanderen was Nederlandsch is
Nederlandsch en moet Nederlandsch blijven.'14 Hierin werd de geschiedenis, de
economische betekenis op agrarisch gebied, maar bovenal de verbintenis met
Nederland uiteengezet sinds Prins Maurits in 1604 IJzendijke, Aardenburg en
Sluis veroverde. Nadien volgden het eiland van Axel en Terneuzen en tenslotte
Hulst, dat in 1645 door Frederik Hendrik definitief aan de Republiek toeviel.15
Met zijn brochure wilde Pattist laten zien, dat Zeeuws-Vlaanderen en haar
bevolking 'van oudsher' een eigen identiteit hadden, die wortelde in de
Noordelijke Nederlanden. De Vlaamse invloeden erkende hij wel, maar deze
waren niet bepalend geweest voor het karakter van de Zeeuws-Vlaamse bevol
king.16 Pattist verstrekte met behulp van de geschiedenis Zeeuws-Vlaanderen de
door hem zo gewenste identiteit. Op grond van deze 'wetenschappelijke' argu
menten moest iedereen toch wel erkennen dat Zeeuws-Vlaanderen bij Nederland
hoorde? Mijns inziens had deze brochure de functie van politiek pamflet. De