ANTI-ANNEXATIEBEWEGING
95
Dit werd in het diepste geheim gedaan. Daarom mochten Pattist en zijn beweging
zich absoluut niet roeren in het buitenland. Op deze toezeggingen kwam De
Muralt op 6 januari terug.60 In plaats van de twee keer 500 kreeg het comité nu
een bedrag van 1000 van oud-Terneuzenaar Lensen, die in Rotterdam woonde.
Dat bedrag moest onder andere besteed worden aan het drukken en verspreiden
van brochures. Ook hadden zijn vrienden hun actieradius uitgebreid. 'ZEER
VERTROUWELIJK deel ik U mede, dat de Heeren van Aalst, Dresselhuys,
Stokvis e.s. een comité hebben opgericht (ik vernam dat zy tonnen gouds verza
meld hebben) om de geheele buitenlandse pers te bewerken om te komen tot eer-
lyke voorlichting van het Publiek.' Blijkbaar was er nog een comité in het leven
geroepen, dat in het geheim in het buitenland opereerde. Pattist en De Muralt
onderhielden ook contacten met de Vlaamse Beweging, die werd gevormd door
lieden die tijdens of na de Eerste Wereldoorlog naar Nederland waren uitgeweken.
Deze Vlamingen streden tegen de onderdrukking door de Franstaligen van de
Vlamingen in hun eigen land. Sommigen waren daarin zo ver gegaan dat ze met
de Duitsers hadden gecollaboreerd. De Vlaamse activisten steunden de anti-
annexatiebewegingen in Zeeland en Limburg en bedreven propaganda. Het
Comité voor Vlaamsche Volksbelangen in Amsterdam liet Pattist dan ook weten
dat 'wij denken aldus bij te dragen tot het verspreiden van meer kennis over de ver
drukking waaronder het Vlaamsche volk leeft, en tevens hiermee ook de propa
ganda te dienen welke onder het volk van Zeeuwsch-Vlaanderen en Ned. Limburg
dient gevoerd tegen het Belgisch imperialisme.'61 Deze Vlamingen waren bang dat
ook deze provincies ten prooi zouden vallen aan de Franstaligen in België.
De Vlaamse Beweging moet ook in Zeeuws-Vlaanderen actief zijn geweest, want
De Muralt vroeg Pattist om de naam van een Belg die zich voor de campagne wilde
inzetten. Dit alles bleef onder de beide briefschrijvers. 'Houdt besprekingen over
deze zaken met Belgen uitsluitend onder vier oogen. Met niemand anders er by.
Ook niet uw beste vriend of vriendin', besloot De Muralt. Gelukkig maar dat de
goede dominee zich ambtshalve kon beroepen op zijn verschoningsrecht.
Het derde netwerk dat bereid was om Pattist en de zijnen financieel bij te staan,
zat in Rotterdam. Het 'Rotterdamsch Comité voor Limburg Zeeuwsch
Vlaanderen' had zo haar eigen motieven om tegen de annexatieplannen in het
geweer te komen. In een - alweer - vertrouwelijke brief van 8 februari 1919 licht
te het comité zelf haar beweegredenen toe: 'dat het hier ter stede op te richten
comité zich ten doel stelt al datgene te doen wat de hechte banden tusschen
Zeeuwsch-Vlaanderen en Rotterdam kan versterken'.62
Wat precies met die banden bedoeld werd, laat zich raden. Een nadere bestude
ring van de ledenlijst van het comité maakt veel duidelijk. Er zaten nogal wat
zakenlieden bij, zoals P.J. van Ommeren (1861-1945), actiefin de zeevaart en het
havenbedrijf. B.E. Ruys (1865-1961) was in het dagelijks leven reder en expedi
teur. Mr. W.C. Mees en E.P. de Monchy waren telgen uit een familie van zaken
lieden. Een opvallende verschijning hiertussen was dr. J.C.J. Bierens de Haan,
medicus en befaamd kunstverzamelaar. Hij was tijdens de Eerste Wereldoorlog
hoofd geweest van het Nederlandse hospitaal in het Bois de Boulogne in Parijs.
Bijna alle leden van het comité hadden grote economische belangen in de
Rotterdamse haven, een coterie van havenbaronnen, industriëlen en bankiers.
Mocht Zeeuws-Vlaanderen in Belgische handen vallen, dan was Nederland ook de