7
Wanneer de Venetiaanse ambassadeur Antonio Donato op 21 oktober 1618
Middelburg bezoekt, beschrijft hij deze stad als 'ricca et grande', een handelsplaats
die volop deelneemt in de vaart op Indië en in zijn ogen Amsterdam in de nego
tie evenaart. Op de rede van Rammekens treft hij 'innumerabile quantita de navi
e vascelli', waaronder twee grote retourschepen 'con carriche di gran ricchezze'.2
De rol van de handelsstad Middelburg, de zetel van de tweede kamer van de VOC,
is tot op heden sterk onderbelicht. Hoewel de Zeeuwen voor vijfentwintig procent
in de onderneming deelnemen, een substantieel deel van de retourvloot op de
Wielingen binnenloopt en de Heren XVII om de zes jaar gedurende twee jaar in
Middelburg vergaderen, is aan de geschiedenis van de kamer Zeeland tot op heden
slechts een enkele publicatie gewijd.3 De ruïnes van het Oost-Indisch Huis op de
Rotterdamse Kaai na het bombardement van 17 mei 1940 staan bijna symbool
voor de historiografische verwaarlozing van het zeventiende-eeuwse Middelburg.
Aan de handelsstromen die op gang komen door de import van exotische materi
alen is nimmer aandacht besteed. Wie kopen de blokken hout, balen zijde, ton
netjes indigo, lakmoes en galnoten? Wat gebeurt er met de door de VOC en WIC
aangevoerde materialen, waar worden deze grondstoffen verwerkt en wat is de
bestemming van de daarmee vervaardigde producten? Wat gebeurt er met het
Japanse en Chinese porselein, de sitsen dekens en andere exotische goederen die in
Middelburg worden geveild? Waar kopen de Zeeuwen hun luxeobjecten en wat is
hun rol in de handel hierin? Vragen waarop tot nu toe geen antwoord is gegeven.
In dit artikel wordt de handel tussen Middelburg en Antwerpen wat betreft luxe
goederen en de daarvoor benodigde grondstoffen nader bekeken.
Rond 1640 beschrijft Boxhorn het VOC complex van kantoren en pakhuizen 'aen
t inkomen van de haeven' in Middelburg als een levendige plek waar men met
schepen en lichters 'alle de specerijen, sijden, porseleynen ende andere kostelijke
Indische waren' uit de binnengelopen retourschepen aanvoert, opslaat en tijdens
de jaarlijkse voor- en najaarsveilingen verkoopt.4 De VOC geeft een belangrijke
impuls aan de welvaart van de stad. De komst van de rijk beladen retourvloot
wordt dan ook steeds met spanning afgewacht. In handelsbrieven wordt er regel
matig naar verwezen: 'nog geen tijdinghe uit de zee van de oostindische retour
schepen, waer naer seer verlanght wordt' en 'wtter zee niets nieuws' zijn veel voor
komende passages tot de schepen binnenlopen.5 Uitblijven van de retourschepen,
hetzij door een ramp, hetzij doordat men door omstandigheden gedwongen is
naar een andere haven uit te wijken, betekent een gevoelige klap voor de Walcherse
economie. De hevige protesten van de Middelburgse gilden wanneer de drie
Zeeuwse schepen in verband met de onveilige oorlogssituatie in 1672 naar de rede
van Texel gestuurd worden en daarvandaan ook weer uitvaren, spreken in dit ver
band boekdelen/' Op een aantal moeilijke (oorlogs)jaren na, kent de handel gedu
rende de hele zeventiende eeuw een grote bloei. Bronnen die een goed beeld geven
van het scheepvaartverkeer op de Walcherse rede en de Zeeuwse stromen zijn de
ankerage, convooi- en licentgelden. Evenals de tolregisters van de verschillende