72
TOT UYTERSTE RUINE
rivier de Nicaragua met Staatse forten en troepen was bezet, zou de Nederlandse
armada opnieuw verdeeld moeten worden in twee eskaders. Het eerste moest naar
Zuid-Amerika zeilen, waar zij 's nachts ongezien moest proberen te arriveren in
een van de vele baaien van het kustgebied rondom Porto Belo. Daar zou de vloot
zich schuil moeten houden tot de onbewapende Spaanse zilverschepen omstreeks
26 juli vanuit de streek boven Panama met het zilver uit Peru aankwamen.
Gebruikelijk arriveerden begin augustus in Porto Belo ook nog enkele Spaanse fre
gatten met gesmokkeld zilver en goud dat 's nachts heimelijk in de galjoenen werd
geladen. Ook deze schepen moesten worden overmeesterd. Het tweede
Nederlandse eskader diende tussen Porto Belo en Cartagena te kruisen om de ove
rige schepen van de Tierra Firme-vloot te onderscheppen, waarbij Jan de Moor
waarschuwde voor de risico's van een dergelijke onderneming: 'hier is wat groots
van profyte te verrechten, maer moet volck van goede couragie ende beleydt wer
den geemployeert.'
Als na dit lucratieve maar risicovolle avontuur de tijd het toeliet en nog voor het
uitbreken van de tropische najaarsstormen het Caraïbisch gebied verlaten kon
worden, adviseerde de Vlissingse burgemeester nog een kaapvaartexpeditie in
westelijke richting te beginnen vanuit Cabo Cotoche aan de kust van Yucatan. De
volledige Nederlandse scheepsmacht zou langs de kust van de Golf van Campêche
moeten zeilen om in alle havens en baaien schepen met zilver, indigo en huiden
buit te maken, waarna koers moest worden gezet naar de Tortuga-eilanden en
Havana om de Nieuw Spanje-vloot op te wachten. Mocht men hier de zilvervloot
missen, dan diende de scheepsmacht deze achterna te varen om deze nog voor
Cadiz bereikt was in de grond te boren 'ende comende so naer gedaene exploeten
naer patriam, waertoe den almoegende Godt synen segen wil geven'.
Jan de Moor, 'a lusty strong man'
Wie was deze Jan de Moor, de strijdlustige auteur van het aanvalsplan die zulke
vergaande ideeën had over de verovering van de West? In welke relatie stond hij
tot de Nederlandse handel en scheepvaart op West-Indië en waarom was hij er zo
op gebrand de Spaanse koning alle mogelijke afbreuk te doen?
Jan de Moor (circa 1577—1644) gold in de Zeeuwse geschiedschrijving lange tijd
als een tamelijk onbeduidende figuur. J.C. de Jonge noemt de telg uit het beroem
de Zeeuwse admiralengeslacht De Moor in zijn Geschiedenis van het Nederlandse
Zeewezen slechts terloops.17 Ook voor F. Nagtglas was het gegeven dat De Moor
niet had gevaren en daarmee niet had bijgedragen aan de verdediging van het
gewest Zeeland zoals zijn vader en grootvader hadden gedaan, kennelijk voldoen
de grond om hem in zijn Levensberichten van Zeeuwen geheel onvermeld te laten.18
Lange tijd was De Moor zelfs bekender buiten Zeeland dan daarbinnen, want
opvallend genoeg waren het vooral buitenlandse historici die de aandacht op hem
vestigden. Zo was de Engelsman G. Edmundson omstreeks 1900 de eerste die
wees op de prominente rol die De Moor speelde bij Nederlandse kolonisatiepo
gingen in de West, waar hij al vroeg vestigingen had aan de Essequebo, de
Amazone en op Tobago." In navolging van zijn bevindingen en interpretaties ont
stond al snel het beeld van Jan de Moor als opmerkelijk en avontuurlijk koloniaal