TOT UYTERSTE RUINE 73 grootondernemer, waarbij door C.Ch. Goslinga zelfs de impressie werd gewekt dat De Moor al sinds de jaren 1590 betrokken was bij de handel op de Wilde Kust van Zuid-Amerika.20 Meer recent rekende Jonathan Israel in zijn Dutch Primacy in World Trade Jan de Moor, die wordt omschreven als 'the powerful Flushing burgo master and merchant' en 'a prominent figure of the Zeeland merchant élite, the founder of Fort Kijkoveral, and a director of the Zeeland chamber of the Northern Company', daarom tot de 'small consortia of major merchants unconnected with bulk trade' die de Republiek een voortrekkersrol in de wereldhandel verschaften.21 Over de jeugd van Jan de Moor is weinig bekend, maar zeker is dat hij afstamt van een geslacht dat samen met dat van Evertssen en Banckert tot de bekendste Zeeuwse admiralengeslachten behoort.22 Jan de Moor werd omstreeks 1577 te Vlissingen geboren als oudste zoon van Joos de Moor (1548-1618), vice-admiraal van Zeeland, en diens eerste vrouw Dina Crijnsdr. Gellee of Gillee (t 1583).23 De familie De Moor was afkomstig uit Gent, maar moet zich nog voor de Tachtigjarige Oorlog in Vlissingen hebben gevestigd. Daar raakte zij na het uit breken van de opstand tegen de landsheer in april 1572 betrokken bij de strijd waarvan de gevolgen al spoedig diep in de familiegelederen werden gevoeld. Grootvader Jan de Moor was in 1567 nog schipper in brandewijn op Spanje.24 Hij streed als vice-admiraal van de Vlissingse vloot tegen de koningsgetrouwe vloten uit Antwerpen en Bergen op Zoom, maar overleed op 22 mei 1573 in de Slag bij Rammekens, toen een kogel van het schip van de Spaanse admiraal Sanchio d'Avila zijn hoofd verbrijzelde.25 Ook zijn zoon Joos de Moor (1548-1618), de vader van Jan, vocht als kapitein en later als vice-admiraal van de Zeeuwse vloot. Zo was hij aanwezig bij de slag bij Reimerswaal en het ontzet van Leiden (1574) en streed hij tegen Spaanse Armada (1588), maar het allerbekendste wapenfeit van Joos de Moor is wel zijn klinkende overwinning op de Spaanse galeien van Spinola nabij Sluis in 1603.26 Hoewel de Spaanse admiraal hierbij overleed en een drei gende invasie in Zeeland werd voorkomen, liep ook De Moor in dit gevecht der mate ernstige kwetsuren op dat hij sindsdien niet meer gevaren schijnt te hebben.27 Het varen en het vechten zat de familie De Moor in het bloed. Ook twee zonen uit het tweede huwelijk van de in 1618 overleden vice-admiraal met Janneke Leunis (t 1604) dienden als kapitein ter zee bij de admiraliteit van Zeeland.28 Jozias de Moor, een halfbroer van Jan, verkreeg juist voor het overlijden van zijn vader het commando over het schip de Gouden Leeuwwaarop de Zeeuwse vice- admiraal sinds 1601 zelf had gevaren.29 Veel profijt heeft hij van die aanstelling niet gehad, want in 1625 sneuvelde hij voor Calais tegen de Duinkerkers.30 Zijn omstreeks 1590 geboren broer Abraham de Moor verging het al bijna net zo. In 1621 werd hij kapitein op de Zeehond, maar niet lang daarna sneuvelde of veron gelukte hij op de Spaanse kust.31 Ook de jongste halfbroer van Jan, Daniël de Moor, schijnt op voorspraak van vader naar zee te zijn geweest, want in 1615 ver zocht Joos de Moor hem te laten aanstellen als adelborst op het schip van Jan Evertsen. Het betrof hier geen louter politiek-honoraire benoeming. Jan de Moor moest erop toezien dat Daniël ook werkelijk zeebenen kreeg.32 Jan de Moor zelf, die in 1599 te Vlissingen in het huwelijk trad met Dina Loncque en in 1603 belijdenis deed bij de Nederduits-Gereformeerde Gemeente, is daarmee de enige zoon van de beroemde Zeeuwse vice-admiraal die niet voor de admiraliteit heeft gevaren.33 Zo bezien lijkt het erop dat Jan de Moor niet de min-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2004 | | pagina 75