Tabak, hout en goud. Handelsactiviteiten aan de Wilde Kust en het Amazonegebied 1600-1621 76 TOT UYTERSTE RUINE gelopen ruzie tussen de daar aanwezige Engelse miltairen uitmondde in een moordaanslag op Throckmorton. Van de omstanders had De Moor als enige de tegenwoordigheid van geest om Throckmortons belager, die de luitenant-gouver neur reeds met een ponjaard in zijn been had gestoken, bij de arm te grijpen, van zijn steekwapen te ontdoen en ten val te brengen door vliegensvlug naar diens voe ten te duiken, waarna deze kon worden ingerekend. Volkomen verrast door deze bliksemactie karakteriseerde een Engelse ooggetuige Throckmortons oplettende redder treffend als 'burgomaster De More, a lusty strong mane'.36 In november 1633 verruilde de kwieke en levenslustige De Moor, die in 1626 reeds bewindhebber van de kamer Zeeland van de WIC was geworden, het Vlissingse burgemeesterschap voor het ambt van Gecommitteerde Raad; hij werd lid van het dagelijks bestuur van de Staten van Zeeland.37 Door deze benoeming verwierf hij ook een zetel in de Zeeuwse admiraliteit. De Moor volgde daarmee de overleden Appolonius Ingelsen, de zoon van Ingel Leunissen Gecommitteerde Raad namens Vlissingen van 1608 tot 1631 - op, die beide ambten nog geen twee jaar had bekleed. Vanuit familiaal oogpunt veranderde er door deze benoeming maar weinig in de Vlissingse vertegenwoordiging in het gewestelijk bestuur. Via zijn stiefmoeder Janneken Leunis, de tweede echtgenote van zijn vader Joos, was Jan de Moor aan de familie Leunissen verwant. Samen met de Leunissens begon ook De Moors omvangrijke en avontuurlijke commerciële loopbaan, die van meet af aan bijna geheel in het teken stond van de vaart op West-Indië. De jonge Jan de Moor was het prototype van de pionier. Vanaf het begin van de zeventiende eeuw was hij betrokken bij talloze op dat moment nog onbekende en avontuurlijke takken van handel en scheepvaart. Behalve de walvisvaart, waarmee De Moor zich omstreeks 1617 bezighield, legde hij zich in het bijzonder toe op het aanboren van nieuwe markten in de West-Indiëhandel en het initiëren van exotische exploratietochten naar de kust van Zuid-Amerika.38 Voor iemand die opgroeide in Vlissingen, kon belangstelling voor West-Indië ook moeilijk uitblij ven. De Scheldestad maakte op het einde van de zestiende eeuw een dynamische economische ontwikkeling door, die de Vlissingers in aanraking bracht met tallo ze aspecten van de exotische West. Zowel de tabakshandel als de kaapvaart en de Guyanavaart waarin De Moor participeerde, waren in de eerste decennia van de zeventiende eeuw jonge en avontuurlijke takken van bedrijvigheid waarin Zeeland in het algemeen en Vlissingen in het bijzonder een belangrijke rol speelden. Niet in de laatste plaats werd deze belangstelling voor West-Indië aangewakkerd door de aanwezigheid van de levendige Engelse gemeenschap te Vlissingen. Zo was het tabaksgebruik in de jaren na 1580 vanuit havensteden waar Engelse garnizoenen gelegerd waren, over de Noordelijke Nederlanden verspreid geraakt.39 Engelse en Hollandse kooplieden reisden naar Zeeland om daar tabak te kopen. Omstreeks 1610 zou een Zeeuws koopman nabij Veere overigens zonder veel succes - zelfs begonnen zijn met de tabaksteelt.40

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2004 | | pagina 78