LORREN DRAAIERS
15
Verder is aangetoond dat 57 kaperkapiteins voor, tijdens of na de Negenjarige
Oorlog als schipper van een lorrendraaier op West-Afrika hebben gevaren. Dat is
ruim 26 procent van het totaal.38
Partenrederij
De illegale goederen- en slavenhandel was, net als de kaapvaart, een riskante
onderneming die investeerders grote winsten, maar ook enorme verliezen kon
opleveren. Om deze risico's zoveel mogelijk te beperken, bestonden er meerdere
vormen van risicospreiding. Kooplieden investeerden bijvoorbeeld niet hun com
plete vermogen in de smokkelhandel, maar hadden tevens belangen in de regulie
re handel of bezaten aandelen van grote handelscompagnieën.
Om het risico voor schade of verlies, door stranding of inbeslagneming door
Franse of Algerijnse kapers, piraten of de WIC tot een minimum te beperken, was
risicodeling een gangbare vorm van ondernemen. Daarbij was de financiering van
de uitrusting van smokkelschepen in handen van meerdere personen. Deze
investeerders verenigden zich in zogenaamde partenrederijen, waarin zij elk een
deel van de kosten voor hun rekening namen. Deze investeringsvorm was overi
gens geen typisch kenmerk van de kaap- en smokkelvaart; ook in de gewone han
delsvaart en in de visserij was het al sinds de vijftiende eeuw gebruikelijk de risi
co's via het systeem van partenrederij over meerdere personen te spreiden. Na
afloop deelden de reders in de winst of het verlies van de smokkelreis naar rato van
hun geldelijke inbreng in de onderneming.
De organisatie van de uitreding verliep via de boekhouder die gewoonlijk een aan
zienlijk aandeel in de rederij bezat. Naast de leiding over de uitrusting van het
schip en de werving van het personeel was hij verantwoordelijk voor de afhande
ling van de noodzakelijke scheepspapieren, de afdracht van belastingen en de
administratie. Door deze werkzaamheden doken de boekhouders uit de anoni
miteit van de rederij; zij waren meestal de enigen die buiten de groep van belang
hebbenden bekend waren. De meeste boekhouders waren lieden van gewicht
binnen de Zeeuwse samenleving. Zij waren daardoor in staat de belangen van de
rederij tot bij de hoogste instanties te behartigen. Daarnaast waren zij zeer des
kundig in de koophandel en zaken betreffende de scheepvaart. Boekhouders van
smokkelschepen moesten bijvoorbeeld goed geïnformeerd zijn over de Afrikaanse
vraag naar koopmanschappen en over de politieke situatie op de West-Afrikaanse
kust. Eén van hun taken was namelijk het opstellen van de instructiebrief voor de
schipper, met daarin aanwijzingen die bepalend konden zijn voor het welslagen
van de reis. Om die reden hadden veel Zeeuwse reders belangen in de WIC. Door
aandelenbezit hadden zij namelijk toegang tot waardevolle informatie over de
West-Afrikaanse markten en dat stelde hen in staat om courante goederen naar
Afrika te verschepen.3'3
Dit was bij de Compagnie niet onbekend. Zo verzocht directeur-generaal Willem
de la Palma de Heren X in 1703 om de gevraagde koopmanschappen zo spoedig
mogelijk naar Elmina te verzenden, want, zo vervolgde hij: 'de ervarenthijd leert
(en het soude mogelijk wel te gissen sijn, waar het vandaan komt), dat de enterlo
pers op het arrivement van een Comp'-. schip in Europa meteen als met arends
vleugelen na herwaarts komen, zijnde beladen met een soort van al sulke goede
ren, als wij hadden gepetitioneert, En sij haar scheepen eerder kunnende klaar