94
ZEEUWSE PREDIKANTEN
Volgens Van der Linde gaat hoogleraar Witsius in Leiden later uitvoerig in op de
inhoud van de vloek van Cham, maar zijn er bij Witsius geen motieven die sla
vernij van Africanos zou kunnen rechtvaardigen. Wel zou hij opening hebben
gegeven aan een gevaarlijke trek van voorkeur voor Jafet, en wel door Jafet con
sistent boven Sem en Cham te stellen en door aan die voorkeur veel aandacht te
geven. Hij concludeert dan dat men in de zeventiende eeuw vanuit de Bijbel eigen
teksten over slavernij gemakkelijk invoegde in een systeem van natuurrechtelijk
denken.50 Kortom, Udemans worstelde niet om de Bijbel in overeenstemming met
de handelspraktijk te brengen. Hij wenste trefzeker vanuit de Bijbel aan kooplie
den een negatieve richting te wijzen ten aanzien van slavenhandel, al moest hij toe
geven dat volkenrechtelijke gegevens leidden tot legitieme uitzonderingen. Hij
werd in 1640 bovendien niet beheerst door een politiek van dominantie of triom
falisme. Zijns inziens zou de invloed van het christelijke geloof bij slaven op korte
termijn tot vrijlating moeten leiden, zoals dat ook in moslimsamenlevingen gold.
Hetzelfde uitgangspunt vertolkte De Mey.51 Hij ging een stap verder dan
Udemans, daar hij de redenering kende om op fysieke gronden verschillen tussen
volken te karakteriseren. Vermoedelijk door Picardts geschrift uit 1660. Daarin
beweerde Picardt dat Afrikanen hun hoogstaande, rijke en machtige positie struc
tureel te danken hadden aan slavernij. Hun samenleving was daarop zo gebouwd
dat slavernij hun natuur is geworden: 'Dese menschen sijn alsoo genaturaliseerd.52
De Mey wierp dit fysieke kenmerk voor zonen van Cham ver van zich. Want in
de eerste plaats zijn alle mensen van nature vrij geboren. Vervolgens leert de erva
ring inderdaad dat er onder de Mooren meer 'slaaf-achtige menschen gevonden
worden en dat velen zich gemakkelijk verkopen aan anderen. Maar er zijn volgens
De Mey onder alle volken zwakken en sterken, ook waar het lichaamsbouw en
opvoeding betreft. Daarom voegde hij er helder aan toe dat slavernij strijdt met de
natuur van mensen en met het christelijke geloof. Het is daarom een 'seer grou-
welijke sonde en wreedheid' mensenhandel annex rooftochten te organiseren.
Daarop behoort naar Exod. 21 zijns inziens de doodstraf te staan. Dat gold even
zeer duurzame lijfeigenschap. Dit laatste doet denken aan het eerder genoemde
Walcherse classisbesluit uit 1628. Ook De Mey wenste in de Republiek bovendien
meer navolging van wat moslims in eerdere eeuwen hadden ingevoerd, de stelre
gel dus: zeker geloofsgenoten mogen niet in verkeerde handen vallen of slaal blij
ven. Daarom verwees hij naar vroegere schrijvers, onder wie de beroemde Franse
jurist Jean Bodin (1529-1596) die zich tegen lijfeigenschap en slavernij had
gekeerd.
Enkele conclusies
Ter afronding trekken we enkele conclusies op basis van onze observaties.
1. Zeeuwse predikanten blijken politieke en sociale vrijheid niet te hebben verab
soluteerd en onder andere sociale instituten en toestanden door hun twee-rijken-
leer te hebben gerelativeerd. Dit maakte hen wel kwetsbaar of ontvankelijk om
zich bij bestaande politieke en sociale situaties neer te leggen.
2. Hun Biblicisme, of een-op-een-relatie tussen Bijbel en geschiedenis, was voe
dingsbodem voor een beperkte blikrichting, namelijk meer op slavenhandel dan