114 PERCEPTIE EN IDENTITEJ Die elites drijven vaak op de internationale golven van het denkleven mee. A voorbeeld noem ik het denken over opvoeding. Ermerins, maar ook Po us e tutii quanti, hebben klassieke middelen voor ogen, zoals het omvormen van wees- e armenhuizen tot kweekscholen voor de zeevaart. Feitelijk zijn dat vanouds beproefde instrumenten. Maar misschien krijgen ze wel een nieuwe lading, omd er twee kanten aan zitten: werkverschaffing als vanouds, maar ook educatie, volk verheffing, inspelen op de persoonlijke capaciteiten van de wezen en behoeftige oog hebben voor het ontwilskelen en uitbuiten van persoonlijke talenten buiten c het standsdenken om, zoniet er tegenin. De oprichting van de Teeken Akademi (1778) is daar een indicatie van. Wellicht vinden we hier een aarzelend begin van dat meritocratische denken dat in de tweede helft van de achttiende eeuw opkon en wordt gepopulariseerd door een opvoedkundige als Christian Gotth: Salzmann, die ook onder de Nederlandse vernieuwingsgezinde burgerij furo maakte. Het zou dus belangrijk zijn te achterhalen of die elites slechts het denkei van elders kopiëren, nationaal dan wel internationaal, of dat ze typisch Zeeuwse oplossingen voor Zeeuwse problemen verzinnen. Hoe vertrouwd toonden d stadse of rurale elites zich, met andere woorden, met de problematiek van de: conferentie? Natuur en cultuur Achter zulke concrete vragen profileert zich echter een meer algemene vraa namelijk de vraag naar de kern van dit onderzoeksprogramma. Desurbanisat wordt kennelijk vanouds als een plaag, als een vorm van achteruitgang gezien, om redenen van historiografische aard, maar ook om redenen die gelieerd zijn aan h mentale kader van de beschouwer. Ik bedoel het archetype van de stad als centrum en prototype van cultuur en antithese van natuur. De stad is vanouds de plek waar de mensen zelf over hun lot kunnen beschikken en cultuur maken, tegenover h platteland dat de speelbal van de natuur is. De stedelingen worden daar ook vo< gestraft dan wel beloond met de ondergang of juist de verduurzaming van de stad als levenskader, zoals alle religies leren, met het verhaal van de toren van Babel aan de ene kant en het nieuwe Jeruzalem aan de andere kant van dit master narrative. De stad kan dan als het middelpunt van menselijke verdorvenheid worden gezien en het platteland als bron van ongereptheid. Maar was de stad wel de antithese van de natuur? In de orde van de feiten natuur lijk beslist niet zonder meer: er waren stadshoeren en moestuinen, de markt voor agrarische producten bepaalde ook een specifieke verhouding in het beeld van natuur-cultuur. Omgekeerd: veranderde het natuurbeeld dat de stedeling van het platteland had niet door de opkomende agronomie? Het platteland werd steeds meer gezien als maakbaar, dus cultureel. De grenzen tussen natuur en cultuur ve vaagden ongemerkt. Maar het platteland werd wel 'anders-cultureel' dan vroegi toen het platteland 'stadscultureel' was, met al die buitenhuizen van stedelingen en Franse tuinen die een Frerndkörper in de oerperceptie van natuur waren. De acht- tiende-eeuwse Engelse landschapstuin is al een voorbode van de herruralisering van het stedelijke natuurlandschap. Het platteland trekt vanaf de achttiende eeir ook eigenstandige, niet zonder meer aan de stad gebonden cultuur aan.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2006 | | pagina 116