TEN GELEIDE
9
zocht, omdat Londen het voortouw in de internationale handel aan het overnemen
was.® In zijn studie over Europese steden heeft Jan de Vries al eerder aangetoond dat
er weinig wetmatigheden en zekerheden zijn in de onrwikkeling van steden, maar
dat een van de weinige constanten is dat politieke hoofdsteden voortdurend groei
en ondanks economische tegenspoed.9 Zo is het, denk ik, ook met Middelburg.
Door zijn macht te gebruiken, weet het de neergang af te remmen. Het zal inte
ressant zijn om op basis van het project van Brusse te zien, hoe de differentiële ont
wikkeling van de Zeeuwse steden verliep, op welke schaal hun relatieve macht en
inventiviteit hun lot in het algemene transformatieproces beïnvloedden, en in welk
netwerk en op welk schaalniveau zij stuk voor stuk opereerden.
Dat het desurbanisatieproces in Zeeland en het groeiende belang van het platte
land geen uniek Zeeuws verhaal vormen, maakt het alleen maar interessanter.10
Zeeland kan een voorbeeld zijn van hoe er wordt gereageerd op desurbanisatie.
Ons inzicht in dit soort transformatieprocessen neemt toe door een vergelijking te
maken met antwoorden elders en door te laten zien dat er ook binnen Zeeland zelf
differentiële ontwikkelingen zijn. Zeeland wordt pas écht afwijkend in de tweede
helft van de negentiende eeuw, wanneer het algemene proces bepaald gaat worden
door industrialisatie, infrastructuur en centralisatie binnen de nationale staten.
Dan vindt er een nieuwe ruimtelijke transformatie plaats, waardoor Zeeland in de
periferie komt te liggen, ondanks bijvoorbeeld pogingen van de nationale regering
om Vlissingen tot een van de belangrijkste havens van Nederland uit te bouwen."
Dit negentiende-eeuwse ruimtelijke transformatieproces moet dus goed worden
onderscheiden van het achttiende-eeuwse. Het zijn deze veranderende ruimtelijke
omstandigheden die dit project ook tot een belangrijk project maken voor het
NW Posthumus-programma People, space and places in historyP
Dit NWO-project is uniek, omdat het thema stad-plattelandsrelaties in zijn ver
schillende dimensies centraal staat. Bovendien worden die in hun onderlinge
samenhang geanalyseerd. Klassiek wordt het desurbanisatiethema verbonden met
bevolkingsachteruitgang en economische teruggang van de steden omdat dat
ook het meest in het oog springende is. In dit project worden twee extra stappen
gezet. Aan de ene kant wordt niet alleen gekeken naar de veranderingen in de stad,
maar ook naar de veranderingen op het platteland en worden deze veranderingen
juist in hun onderlinge relatie bestudeerd. Aan de andere kant beperken de onder
zoekers zich niet tot het belangrijke thema van de economische en demografische
achteruitgang, maar wordt ook de politieke en culturele dimensie - die van macht
en betekenisgeving - nadrukkelijk meegenomen. Mijnhardt benadrukte in zijn
verhaal, en Frijhoff in zijn referaat, dat het niet alleen om de noties stad-platteland,
maar eveneens om stedelijkheid en landelijkheid, urbaniteit en ruraliteit ging. Wat
vond er plaats: omarmde de stedelijke elite de rurale idylle of nam de plattelands
bevolking urbane trekjes aan? Werden juist de tegenstellingen tussen stedelijkheid
en ruraliteit sterker aangezet? Of was het een mix van dit alles? In hoeverre zien we
sociale stijging en daling van individuen die zich wapenen met de voorhanden eco
nomische, politieke en culturele machtsbronnen (en zijn die juist in stedelijke of
rurale noties gevat?) of is er daadwerkelijk, zoals Dekker zegt, al in de tweede helft
van de achttiende eeuw sprake van betwist gebied tussen maatschappelijke groe
peringen? Persoonlijk verbind ik de maatschappelijke strijd om het platteland eer
der met de tweede helft van de negentiende eeuw.13