125 i de zeventiende eeuw hadden Zeeuwse steden tal van ambachtsheerlijkheden verworven en daardoor een stevige machtspositie op het platteland opgebouwd. ■x bezit van de heerlijkheden gaf immers het recht op regeringsmacht in de dor- n en omliggend gebied. In politiek opzicht was het platteland zeer afhankelijk raakt van de steden. Daaraan kwam een einde toen het stadsbestuur van ddelburg in 1678 besloot tot verkoop van vrijwel alle ambachtsheerlijkheden de stad bezat. Zierikzee volgde enkele decennia later dit voorbeeld door zijn •rlijkheden op Duiveland te verkopen. De heerlijkheden werden gekocht door ;enten uit Middelburg en Vlissingen. Deze aankopen hadden een politieke dverschuiving op het platteland tot gevolg. Terwijl een aanzienlijk deel van het euwse platteland eerder nog een publiekrechtelijk belang was, werd dat nu vrij- 1 helemaal onderworpen aan de particuliere belangen van stedelijke regenten. In litiek opzicht waren stad en platteland volkomen van elkaar gescheiden geraakt, dit artikel onderzoek ik de ontwikkelingen in het bezit van heerlijkheden op het Zeeuwse platteland tussen 1678 en 1848 om daarmee licht te werpen op twee mplementaire ontwikkelingen die zich in de achttiende eeuw in Zeeland voor den: het verval van de steden en de opbloei van het platteland. nleiding x lokale bestuur op het Zeeuwse platteland werd ten tijde van de Republiek uit delend binnen ambachtsheerlijkheden. Bestuur, wetgeving en rechtspraak kre- n in deze juridisch-bestuurlijke eenheid vorm. De heerlijkheden, waarvan de wang werd aangegeven in gemeten en roeden, strekten zich uit over een bepaald ondgebied waarin vrijwel altijd een of meerdere dorpen lagen. Niet alle heer- dieden leenden zich in de achttiende eeuw nog voor hun oorspronkelijke taak. Vooral bij Zuid-Beveland bevond zich een aanzienlijk aantal Verdronken' heer lijkheden. De dorpen en het grondgebied hiervan waren in zestiende-eeuwse lormvloeden door de zee verzwolgen en nooit meer teruggewonnen. In de ver bonken heerlijkheden waren bestuur en rechtspraak een lege huls, maar vanwege I lucratieve recht van aanwas dat eraan kleefde, waren zij wel interessant voor de eigenaren. Het stelsel van heerlijkheden dekte het gehele platteland van de Zeeuwse eilanden, leen in Staats-Vlaanderen week de situatie af als gevolg van de andere staats- chtelijke constitutie van het grootste deel van dit gebied. Aan het hoofd van een erlijkheid stond de ambachtsheer. Hij bezat het recht op overheidsgezag binnen t territorium van de heerlijkheid en een aantal andere heerlijke rechten, die hem i veel gevallen ook financiële voordelen opleverden. Over het functioneren van ambachtsheren in Zeeland alsmede over de verhoudingen met degenen die het dagelijks bestuur in de heerlijkheid uitoefenden (schout en schepenen) is tot nog toe slechts incidenteel iets bekend. Aan de situatie in Holland zijn belangrijke stu dies gewijd door De Blécourt, Rijpperda Wierdsma en Van der Gouw, al zijn deze voornamelijk juridisch-historisch van aard.' Recenter is de studie van Aten over politiek en economie in Noord-Holland.2 Ten aanzien van de provincie Zeeland bestaat er het vuistdikke boek over Vossemeer en de vaak al even kroniekachtige

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2006 | | pagina 127