BEZIT VAN HEERLIJKHEDEN
135
dorpelingen, de belofte van heil in het hiernamaals en sociaal prestige nauwelijks
meer te trekken. Ambachtsvrouw Susanna Maria Lonque reserveerde een bedrag
van 6000 voor een gasthuis voor armen en behoeftigen in haar heerlijkheid
Oosterland 'ter gedagtenis aan mijn genegentheijd'. Lonque bewerkstelligde in
1743 al dat de Staten van Zeeland vrijheid van belastingen verleenden om de
bouw te kunnen realiseren. Ook de kerktoren werd in haar opdracht vernieuwd en
tien huizen van arme lieden in Oosterland werden uit een legaat van 1000 ver
beterd.'17
Het besef beschermheer of -vrouw van gekoesterd familiebezit te zijn, woog zwaar
voor veel ambachtsheren of -vrouwen. Bescherming van het gedurende generaties
in de familie opgebouwde bezit was een doel in zichzelf."18 De zojuist genoemde
Susanna Maria Lonque bijvoorbeeld voelde zich zeer verantwoordelijk voor een
juiste vererving van de heerlijkheden die haar vader had aangekocht. Het was zijn
uitdrukkelijke wens geweest dat de heerlijkheden zouden overgaan op de nako
melingen van zijn dochters. De ambachtsvrouw trof daarom regelingen waarin zij
liet opnemen dat dit bezit uitsluitend mocht vererven op rechtstreekse afstamme
lingen van haar vader/1" De nauwe verbondenheid tussen de ambachtsheer of -
vrouw en de heerlijkheid kwam ook tot uitdrukking in belangrijke gebeurtenissen
in hun persoonlijk leven. De dorpskerk vormde nogal eens het toneel voor huwe
lijken en begrafenissen van leden van de ambachtsheerlijke familie. Zelfs droegen
beambten in een heerlijkheid rouwkleding na het overlijden van de ambachts
heer.'0
Naast sociale en familiale belangen kleefden aan het bezit van een heerlijkheid ook
financiële belangen. De inkomsten uit een heerlijkheid betroffen opbrengsten van
cijnzen, recognitiegelden" en andere heerlijke rechten of van de verpachting daar
van. De inkomsten van de ambachtsheren varieerden dus per heerlijkheid, omdat
zij afhankelijk waren van de heerlijke rechten die ermee verbonden waren. De
baten van de heerlijkheid Sint Laurens, die Johan Boudaen Courten in 1679 voor
2250 vlaams kocht, bedroegen in die tijd ruim 37 vlaams per jaar. Het groot
ste deel daarvan kwam voor rekening van de opbrengst van de dwangmaalderij
32). Verpachting van de etting van een deel van de dijk tussen Vlissingen en
Rammekens leverde 3 op, de cijnzen 1 en de visserij 1.12.0.'" De opbreng
sten van de heerlijkheid Nieuwerkerke, in 1679 voor 4010 gekocht door
Cornelis Pompe, bedroegen in die tijd ruim 52. Meer dan de helft van dat
bedrag had betrekking op dijkettingen.'1
Meer dan honderd jaar later, in 1794, bedroegen de revenuen van de heerlijkheid
Bruinisse voor de ambachtsheer 196.19.11 en die in de grotere heerlijkheid De
Vierbannen van Duiveland 269.13.107' De Vierbannen had zeventig jaar eerder
ongeveer 13916 gekost.55 In dezelfde tijd leverde de hoge heerlijkheid Domburg-
binnen jaarlijks 378 op, waarvan het strandrecht alleen al 100 opbracht.56 Nog
hoger lagen de opbrengsten van de uitgestrekte ambachtsheerlijkheid s-Heer
Arendskerke c.a., waarvoor in deze tijd een jaarlijkse opbrengst van 829 werd
genoteerd.57 De vraag in hoeverre heerlijkheden lucratieve beleggingen waren, is
mede door de variatie in inkomsten moeilijk te beantwoorden. Van belang is wel
dat men aan het eind van de achttiende eeuw in het algemeen van mening was dat
heerlijkheden minder rendement opleverden dan andere vormen van kapitaal
belegging. Kesteloo meldt althans dat er bij waardebepalingen van uit werd gegaan