148
BEZIT VAN HEERLIJKHEDEN
uitgestoten Middelburgse magistraten het voor het zeggen. De machtigen uit de
stad zongen er een toontje lager.
Dat wil overigens niet zeggen dat leden van de zittende magistratuur geen belan
gen op het platteland hadden. Thibaut had sinds jaar en dag de heerlijkheid
Aagtekerke bezeten. Dit bezit ging over op de familie Huyssen en werd in 1679
door Francois Velters gekocht. Via zijn zoon Hendrik Velters kwam het weer terug
in de familie Thibaut, toen deze het in 1732 bij testament naliet aan Johan Willem
Thibaut. Deze Thibaut zou in die jaren ook in de heerlijkheid Domburg-buiten
steeds grotere partijen verwerven. De familie Huyssen was evenzeer op het
Walcherse platteland vertegenwoordigd. Johan Hieronymus Huyssen, die tussen
1682 en 1714 zitting had in het stadsbestuur van Middelburg, had enkele partij
en in heerlijkheden op Zuid-Beveland en was bovendien heer van Vossemeer en
Zaamslag. Op Walcheren had hij de meerderheid in de heerlijkheid Grijpskerke
en Poppendamme, alsmede een minderheidsbelang in Mariekerke en een zeer
geringe partij in Hoogelande. De laatste stootte hij in 1698 af, de overige belan
gen behield hij tot zijn dood in 1720. De belangen op het Walcherse platteland
van deze machtige families uit Middelburg konden echter slechts in de schaduw
staan van die van hun rivalen Veth en Van de Perre, die, zoals we zagen, in de
omgeving van Domburg en Westkapelle een ijzersterke positie hadden opge
bouwd.
De andere kopers van Middelburgse heerlijkheden op de veiling in 1679 lijken
minder gericht op de politieke macht op het platteland. Johan Pieter van den
Brande (1643-1712), die sinds 1674 deel uitmaakte van de Middelburgse vroed
schap, blonk op de verkoop van de stadsheerlijkheden niet uit in kooplust. Hij
investeerde 'slechts' 2019 in een kleine partij in Hoogelande en drie partijen in
Kleverskerke. De laatste partijen leverden hem een meerderheidsbelang in deze
heerlijkheid op. Met de aanschaf van het aandeel in Hoogelande completeerde hij
zijn portie die hij in 1671 had aangekocht, maar hij bleef er een minderheidsbe
lang houden. In deze jaren deed Van den Brande overigens meer kleine aankopen
op Walcheren. Zijn kleinzoon en naamgenoot Johan Pieter van den Brande (over
leden in 1758) zou het werk van zijn grootvader op grotere schaal voortzetten.
Alexander de Muncq, die er in datzelfde jaar met de echtgenote van Francois
Velters vandoor ging en in de gevangenis belandde, kocht op de Middelburgse vei
ling de heerlijkheid Oost-Souburg. Na de dood van Velters trouwde hij alsnog met
diens weduwe en keerde hij terug in de stadsregering. Daarop ontdeed hij zich in
1691 van zijn Oost-Souburgse bezit. Mogelijk van het geld dat de heerlijkheid
opbracht, liet hij de buitenplaats Niet Altijd Somer bouwen. De Middelburgse
regent Jacob de Kuyser - moeilijk te plaatsen in de stedelijke conflicten omdat hij
in 1702 plotseling naar de oppositie zwenkte - completeerde met zijn aankoop in
1679 zijn bezit van de heerlijkheid Poppenroedeambacht. Ook de familie
Boudaen Courten, een handelsfamilie met belangen in onder meer Noord-
Amerika en West-Indië, behoorde in 1679 tot de kopers. Johan Boudaen Courten
kocht de heerlijkheden Sint Laurens en Ritthem en zijn broer Hendrik verkoos
Schellach. Het leengoed Popkensburghet kasteel in Sint Laurens, bezaten zij al
sinds 1665- Summiere gegevens wijzen erop dat eerdere generaties Boudaen al in
het bezit waren geweest van de heerlijkheid Sint Laurens/" Bij zijn aankoop kan
dit familiebelang voor Johan Boudaen hebben meegewogen. Het voorvaderlijke