150
BEZIT VAN HEERLIJKHEDEN
de Perre de politieke macht uit in het zuidwesten van Walcheren. Het overheids
gezag in het hele gebied vanaf Westkapelle tot Zoutelande behoorde hem toe.
Ook andere regentenfamilies manifesteerden zich in deze periode. De meeste van
hen deden aankopen om hun geërfde bezittingen uit te breiden. Soms echter
waren ambachtsheren er doelbewust op uit om het machtsevenwicht in een
bepaald gebied te bewaren. Een fraaie illustratie daarvan is de strijd om de macht
die in het buitengebied van Domburg woedde tussen de families Van Dishoeck en
Thibaut. Ewout van Dishoeck kocht in 1732 de heerlijkheid Domburg-binnen.
Hij had carrière gemaakt in Indië en wist zich vrij snel nadat hij in 1725 uit Indië
was teruggekeerd, een plaats te veroveren in de Middelburgse vroedschap. Zijn
interesse strekte zich ook uit over het platteland. Met de aankoop van de hoge
heerlijkheid Domburg-binnen sloeg hij zijn slag. Tot de koop behoorden ook twee
partijen in Domburg-buiten. Het bezit van deze heerlijkheid was in de loop van
de tijd versnipperd geraakt over verschillende eigenaren. Van Dishoeck had niet
temin bijna 800 van de 2000 gemeten van de heerlijkheid in bezit gekregen. Dit
bezit breidde hij in de loop van de tijd nog uit, maar een meerderheidsbelang ver
wierf hij niet. Van Dishoecks tegenspeler in Domburg-buiten was zijn collega-
vroedschapslid Johan Willem Thibaut. Thibaut was heer van Aagtekerke, dat
tegen Domburg aan lag, en was klaarblijkelijk niet gediend van de machtsont
plooiing van Van Dishoeck in zijn achtertuin. Hij beantwoordde de Domburgse
aankopen van Van Dishoeck met de aanschaf van een aanzienlijke partij in
Domburg-buiten (bijna 400 gemeten) in 1733. Tien jaar later volgde de aankoop
van een ambachtspartij van 50 gemeten en daarna nog een van ruim 150 geme
ten. Hoewel deze aankopen Thibaut evenmin de meerderheid in de heerlijkheid
opleverden, stelden zij wel een grens aan de expansiedrang van Van Dishoeck.
Diens bezittingen waren na zijn dood in 1744 overigens op zijn weduwe overge
gaan en vererfden in de tweede helft van de achttiende eeuw binnen de familie Van
Dishoeck. Overigens moet de impact van deze machtsstrijd niet worden overdre
ven. Domburg-buiten was een onbeduidende heerlijkheid. De aantrekkelijkheid
lag voor beide partijen waarschijnlijk voornamelijk in de combinatie met het
grondgebied dat reeds in hun bezit was: Domburg-binnen en Aagtekerke. In hoe
verre het hier werkelijk ging om een streven naar macht dan wel om een poging
de ander met pesterijtjes aan prestige te laten verliezen, moet bij gebrek aan ver
dere gegevens in het midden blijven.
Naast de oude regentenfamilies dienden zich in de tweede helft van de achttiende
eeuw andere partijen aan die belangstelling toonden voor het bezit van een heer
lijkheid. Allereerst treffen we onder hen nieuwkomers in de stedelijke elite aan.
Deze personen, die zich mede dankzij hun belangstelling voor cultuur en weten
schap wisten in te vechten in de stedelijke elite, waren ofwel uit een zucht naar
politieke invloed op het platteland, ofwel uit een streven naar verhoging van hun
sociale status geïnteresseerd in het bezit van een heerlijkheid. Anthony Pieter
Lambrechtsen, de Oranjegezinde burgemeester van Vlissingen, kocht in 1764 de
heerlijkheid Ritthem, de advocaat Johan Canter de Munck kocht in 1778
Serooskerke (Walcheren) en Meinard van Visvliet, zoon van een Middelburgse arts
en professor aan de Illustre School, kocht in 1775 een partij in Hoogelande en in
1792 de gehele heerlijkheid Butdnge en Zandvoort. Van Visvliet zelfwas pensio
naris van Tholen, later van Middelburg en opperboekhouder bij de VOC.93 Ook