VERVAL VAN MIDDELBURG 59 nen tot de steden worden gerekend? De stad van vóór 1850 laat zich makkelijker omschrijven dan die van tegenwoordig. De stad van vroeger laat zich kennen door het contrast dat deze in ruimtelijke zin vormde met het platteland eromheen. Een stad kenmerkte zich het meest door een stadsmuur, verdedigingswerken en een zeer dichte bebouwing op een geringe oppervlakte, terwijl het platteland dunbe volkt, en, zoals Auke van der Woud zegt, vooral leeg was.7 Daarnaast waren er juridische en bestuurlijke verschillen. Steden hadden bepaalde rechten, die de dorpen op het platteland moesten ontberen. Steden hadden, althans in Holland en Zeeland, een groot politiek overwicht. De Staten van Holland bestonden uit afgevaardigden uit achttien steden, terwijl de adel slechts een stem had. In Zeeland hadden de steden ook, zij het een minder grote, meer derheid van stemmen in de Staten.8 Hoe helder deze onderscheidende factoren ook zijn, zij zijn niet voldoende voor sociaal-economisch historici. Stadsrechten en verdedigingswerken zeggen weinig over de sociaal-economische betekenis. Historici hanteren daarom vaak het inwo nertal van een plaats om te bepalen of deze een stad was of niet. De Vries en Van der Woude leggen de ondergrens bij 2.500 inwoners. Nog beter is het om ook naar de economische functie van een plaats te kijken: een stad onderscheidt zich van het platteland door het relatief geringe aantal beroepsbeoefenaars in de landbouw en door zijn internationale handelsfunctie. Hoeveel steden telde Zeeland? Volgens bepaalde definities komt men voor de zeventiende en achttiende eeuw boven de twintig steden uit.5 In 1814 werden Axel, Goes, Hulst, Middelburg, Sluis, Tholen, Veere, Vlissingen en Zierikzee tot de stemhebbende steden in Provinciale Staten gerekend. In 1816 werden Aardenburg, Arnemuiden, Brouwershaven, Sas van Gent, Terneuzen en Oostburg bij Koninklijk Besluit tot stad verheven, overigens zonder stemrecht te krijgen. Het gros voldeed bij lange na niet aan de eisen hierboven gesteld. Meestal rekent men echter alleen de zes plaatsen die vóór de negentiende eeuw stemhebbend waren - Middelburg, Vlissingen, Veere, Goes, Zierikzee en Tholen - tot de steden, maar het is goed ook hierover nog eens na te denken. Voldoen ze allemaal aan de criteria? Tholen is eigenlijk nauwelijks een stad te noemen: te weinig inwoners, relatief veel beroeps beoefenaars in de landbouw, want men mag aannemen dat een groot deel van de in tabel 2 onderscheiden arbeiders in deze bedrijtsklasse werkzaam was. Hoewel in Veere weinig agrariërs woonden en werkten, is deze plaats, gezien het aantal inwo ners, eveneens nauwelijks als stad aan te merken. Tholen en Veere vallen dan ook buiten het onderzoek. Goes valt binnen de criteria, althans als de grens op 2.500 personen wordt gesteld, maar is om een andere reden een buitenbeentje: de plaats is namelijk een agrarisch centrum, dat wil zeggen dat de stad in de eerste plaats een verzorgende functie had voor het omliggende platteland, terwijl Middelburg, Vlissingen en Zierikzee vooral afhankelijk waren van de internationale handel en scheepvaart. In 1840 had ookTerneuzen de grens van 2.500 inwoners ruimschoots overschreden. Toch valt ook de laatste buiten de criteria. Terneuzen was gegroeid dankzij het kanaal naar Gent, maar was nog in 1900 niet meer dan een agrarisch dorp met een wat groot uitgevallen haven.10 Het onderzoek beperkt zich onder meer om die reden tot Middelburg, Vlissingen en Zierikzee, maar ontwikkelingen in Goes moeten, indien de beschikbare onderzoekstijd het toelaat, juist vanwege de binding met de landbouw niet helemaal genegeerd worden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2006 | | pagina 61