VERVAL VAN MIDDELBURG
63
uitvalswegen direct buiten de poorten en net buiten de muren aan de overkant van
de grachten tientallen huizen stonden. Daar was de landbouw nog meer op de stad
gericht dan verderop. Ook stedelingen verbouwden daar groenten, die ze in de
stad verkochten. Hoe sterk de stad en het platteland direct daaromheen met elkaar
verbonden waren, blijkt wel uit het feit dat, zoals nog zal blijken, de bevolking in
de stadsambachten tussen 1785 en 1807 verhoudingsgewijs even snel in aantal
afnam als die in de stad, terwijl de bevolking op het Walcherse platteland in haar
totaliteit in die tijd groeide. Het probleem is echter waar dan de grens tussen stad
en platteland gelegd moet worden. In ieder geval is de gemeentegrens uit de tijd
van Fokker daarvoor niet geschikt, omdat deze in het zuidwesten de oude stads
muur raakte, maar in het noorden, zuiden en westen daar ver vandaan ligt. Om
het inwonertal van Middelburg tussen 1700 en 1850 te bepalen, kan men zich
voor de zuiverheid daarom het beste beperken tot dat aantal binnen de stadsmu
ren. Priester heeft dat gegeven.
De vraag is nu of hiermee de verschillen tussen Fokkers cijfers en die van Priester
zijn verklaard. Zoals gezegd, telden de stadsambachten in 1795 2.459 inwoners,
een aantal dat afkomstig is van de volkstelling van 1795. Dit aantal komt aardig
overeen met het aantal van 2.528 inwoners dat de bekende L.P. van de Spiegel in
1786 noemde voor de stadsambachten. Indien het inwonertal dat Fokker voor
1795 geeft (maximaal 22.000) wordt verminderd met het aantal inwoners van de
stadsambachten, komt men op zo'n 19.500 mensen. Priester geeft een aantal van
17.687 en baseert zich daarbij op de volkstelling. Opvallend is dat Fokker de uit
komsten van de volkstelling van 1795 niet betrouwbaar achtte, maar dat niet bear
gumenteerde. De meeste onderzoekers na hem vonden deze telling echter wel zeer
bruikbaar. Van der Woude komt in zijn publicatie over het Noorderkwartier met
drie argumenten die vóór deze bron pleiten:
1. De telling werd niet om fiscale redenen gehouden, dus niemand hoefde zichzelf
te verstoppen.
2. De uitkomsten sluiten goed aan bij eerdere en latere tellingen.
3. De telling van het aantal inwoners sluit goed aan bij de telling van het aantal
huizen.
Onderzoek naar de omvang van de bevolking in het Gelders rivierengebied laat
zien dat deze bron zeer goed is, ook op lokaal niveau." De Zeeuwse (lokale) gege
vens blijken eveneens heel goed aan te sluiten bij latere tellingen.'' Dit betekent
dat ook het gecorrigeerde cijfer van Fokker nog aanzienlijk te hoog is. Hiermee
wordt direct duidelijk hoe groot de marge kan zijn bij de cijfers van Fokker. Zijn
berekeningen voor 1795 zijn 20% te hoog. In totaal gaat om een correctie van
maximaal circa 4.500 personen.
Er is dus meer aan de hand met de cijfers van Fokker. Hij maakte gebruik van
gegevens over het aantal dopen, waarmee hij het aantal geboorten per jaar heeft
gereconstrueerd. Daarbij is hij zorgvuldig te werk gegaan en lijkt hij bovendien
zeer kritisch naar de bronnen te hebben gekeken. Het grote bezwaar is echter dat
hij een constant geboortecijfer heeft aangehouden om daarmee de omvang van de
bevolking te berekenen en uit ander onderzoek is gebleken dat dit cijfer juist sterk
kon fluctueren. Priester heeft hier overigens al op gewezen.''5