VERVAL VAN MIDDELBURG 65 1752 suggereert dat het aantal huizen binnen de stadsmuren kort daarvoor door splitsingen met ruim 100 was toegenomen. Ergens in de jaren veertig van de acht tiende eeuw zou Middelburg binnen de stadsmuren 2.935 huizen hebben geteld. Het verschil tussen het aantal woningen in de stad met ambachten en dat aantal in de stad zonder ambachten komt daarmee omstreeks 1740 op ongeveer 950 woningen. Stonden er in de stadsambachten, die vanaf 1720 tot de jurisdictie hoorde, echt zoveel woningen? Indien ook hier een factor 5 wordt aangehouden, dan woonden daar destijds zo'n 4.750 mensen. Dit is, gezien het aantal dat daar in 1786 en 1795 woonde, te weten zo'n 2.500 personen, een onwaarschijnlijk groot aantal. Het aantal woningen in de stad moet hoger geweest zijn dan de bron uit 1752 zegt. Als men ervan uitgaat dat de ambachten ook in de jaren veertig maximaal ongeveer 2.500 inwoners telde, dan komt men bij een factor vijf op 500 woningen in de stadsambachten. Dat geeft 3.385 woningen binnen de stadsmu ren en dat resulteert in een inwonersaantal van ongeveer 17.000. Aan het begin van de achttiende eeuw woonden volgens Priester 16.500 mensen binnen de stadsmuren. Hij komt tot dit getal door het aantal huishoudens dat hij heeft gevonden in het 'cohier van het hooftgeld binnen de stad Middelburg over den jare 1702', 3.947 in totaal, met vier te vermenigvuldigen (uitkomst 15.788) en daarbij de bedeelden en de mensen in godshuizen op te tellen. De laatsten waren vrijgesteld van het betalen van het hoofdgeld, dus hun aantal moest worden geschat. Priesters bron, die door hem overtuigend als betrouwbaar is bestempeld, is voor dit onderzoek opnieuw uitvoerig bekeken met als resultaat dat zijn con clusies bevestigd moeten worden. Wat wel ter discussie gesteld kan worden, is de omrekeningsfactor. De factor vier heeft hij uit de literatuur gehaald. Ander onder zoek bevestigt echter ook in dit geval zijn keuze, waarbij aangetekend moet wor den dat de factor eerder te hoog dan te laag is. Mogelijk heeft Priester het aantal bedeelden te laag geschat, want daarbij ging het doorgaans om grote aantallen. In Leiden bijvoorbeeld werd tussen 1750 en 1850 minimaal 8% en maximaal 16% van de bevolking bedeeld. Ook in andere steden golden dergelijke percentages. Gaat men voor Middelburg voorzichtigheidshalve uit van 10%, dan kwam de bevolking binnen de muren toch ruim boven de 17.000 uit. Dit laatste getal geldt dan zeker als minimum.28 Een bron die nog niet gebruikt is en toch enig licht kan werpen op het bevol kingsaantal, zijn de kohieren van het trouwgeld uit 1704 en 1705. Hoewel de onvermogenden geen trouwgeld hoefden te betalen, was het aantal paren dat deze belasting in die jaren heeft afgedragen zo hoog dat het erop lijkt dat vrijwel ieder een die wilde huwen, werd aangeslagen. De tariefklassen waren gebaseerd op die van het hoofdgeld waaraan voor de lage inkomensgroepen nog twee klassen waren toegevoegd. In die jaren werd deze belasting door respectievelijk 225 en 282 echt paren of hun ouders voldaan. De vraag is echter of deze bron de huwelijken in de stad inclusief of exclusief de stadsambachten vermeldt. Volgens het opschrift van de bron ging het uitsluitend om de huwelijken in de stad, maar het sterke ver moeden bestaat dat ook die in de ambachten in dit kohier zijn vermeld, omdat volgens de rekeningen behorende bij de bron de opbrengst van de trouwgelden in de stadsambachten nihil is. Het is niet waarschijnlijk dat in die twee jaar niemand in de stadsambachten gehuwd is, temeer daar in de omliggende ambachten wel diverse huwelijken werden gesloten. Het een en ander betekent dat het gemiddel-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2006 | | pagina 67