NOGMAALS HET INWONERTAL
77
falsifiëren. Voor het graan uit westelijk Zeeuws-Vlaanderen is op basis van deze
bron al vastgesteld dat Middelburg de handel in de eerste helft van de achttiende
eeuw naar zich toe wist te trekken.5 Het zal een heel karwei zijn om die tol reke
ningen te bewerken, maar de uitkomsten zouden wel eens een heel nieuw licht
kunnen werpen op de economische geschiedenis van Zeeland. Er zal zeker ook
moeten worden gekeken naar de rekeningen van het kantoor Lillo vanwege de
handel op Antwerpen.
Maar met een dergelijk regionaal handelssysteem verklaar je nog niet alles.
Waarom immers speelde nu uitgerekend Middelburg de rol van draaischijf in dit
systeem en niet Vlissingen of Zierikzee? Zeker Vlissingen, gelegen aan het diepe
vaarwater van de Westerschelde, was gunstiger gesitueerd voor de handel tussen
Engeland en Vlaanderen dan Middelburg. Ik denk dat dit verklaard kan worden
uit het verschil in soortelijk gewicht tussen beide steden. Enige tijd geleden heb ik
onderzoek gedaan naar investeringen in inpolderingen in Staats-Vlaanderen in de
zeventiende eeuw. De investeerders bleken hoofdzakelijk Zeeuwen te zijn en
binnen die groep Zeeuwen viel de enorme dominantie op van Middelburgers. De
laatsten investeerden niet alleen vele malen meer dan inwoners van andere
Zeeuwse steden, ze investeerden ook in de hele regio, tijdens het Twaalfjarig
Bestand zelfs in gebieden die nog gecontroleerd werden door de aartshertogen.
Vlissingers daarentegen beperkten hun investeringen hoofdzakelijk tot dorpen als
Breskens en Groede, die pal tegenover Vlissingen aan de Westerschelde lagen." In
Middelburg, het hart van de Zeeuwse wereld, was veel meer macht, kapitaal en
kennis geaccumuleerd dan in de andere Zeeuwse steden, waardoor de
Middelburgers zich aan grotere en risicovollere ondernemingen durfden te wagen.
Door die investeringen bouwden Middelburgers een indrukwekkend grondbezit
op in Staats-Vlaanderen. Vanaf de eerste helft van de achttiende eeuw begonnen
ze dat te liquideren. De pachtprijzen waren toen laag en de belastingdruk voor
grondeigenaren was hoog, waardoor grondbezit niet meer rendabel was.
Opvallend is dat de verkoop van grond ook doorging na 1760, toen de pachtprij
zen zich herstelden.7 Je zou deze liquidatie van grondbezit kunnen interpreteren
als een teken van economisch verval, maar het zou ook een heel andere achter
grond kunnen hebben. Middelburgse kapitalisten deden hun grond van de hand,
omdat die minder rendabel was geworden en omdat ze elders interessantere
investeringsmogelijkheden zagen. Dat elders zou dan wel eens de regionale handel
kunnen zijn. Nu is het niet waarschijnlijk dat deze patriciërs zelf in die handel
actief waren, maar het is zeer wel mogelijk dat ze de ondernemingen van bijvoor
beeld graanhandelaren hebben gefinancierd.
Hoe belangrijk de aanwezigheid van factoren als kapitaal en ondernemerschap zijn
voor de economische ontwikkeling van een stad bleek ook in de negentiende eeuw.
De rijksoverheid was toen van plan om Vlissingen uit te bouwen tot dé
Nederlandse zeehaven. De stad was immers ideaal gelegen aan diep water en door
de aanleg van de Zeeuwse spoorlijn zou het achterland tot diep in Europa reiken.
Het was echter niet het kleine Vlissingen, maar het grote Rotterdam dat zich tot
de grote Nederlandse zeehaven ontwikkelde. Hoewel Rotterdam moeilijker
bereikbaar was vanuit zee, won het de slag gemakkelijk, omdat er hoeveelheden
kennis, kapitaal en ondernemerschap aanwezig waren waarover het nietige
Vlissingen niet kon beschikken.* Dat was beslissend, niet de ligging van de stad.