Veranderingen in de interesse van de stedelijke elite voor het plat
teland
In hoeverre werd het Zeeuwse platteland vanaf de zeventiende eeuw tot buitengebied van de
stedeling? Regenten uit Middelburg, Vlissingen en Zierikzee lieten op hun landerijen in het
buitengebied statige buitenhuizen bouwen en immense tuinen aanleggen. Vooral in de zomer
maanden verlieten zij de stad en trokken zij naar hun 'buitens'. In de achttiende eeuw was
Walcheren bezaaid met zulke buitenhuizen. Was het platteland toen een verlengstuk van de
stedelijke cultuur geworden? In de decennia rond 1800 veranderde de visie op het platteland.
Het platteland lijkt in toenemende mate beschouwd te worden als een agrarisch productiege
bied. Verscheidene stedelingen gingen hun landerijen zelf exploiteren op basis van de nieuw
ste landbouwkundige inzichten. Zij noemden zichzelf landhuishoudkundigen en ondernamen
proeven met landbouwgewassen en landbouwtechnieken. De enorme tuinen werden (gedeel
telijk) omgeploegd en voortaan gebruikt als akker- of weidegrond. Stedelijke regenten raakten
steeds meer overtuigd van het belang van de landbouw. Stimulering van de stedelijke welvaart
leek hen in de eerste decennia van de negentiende eeuw weinig meer te interesseren. Pas vanaf
1840 werd de bevordering van de stedelijke economie weer vol enthousiasme gepropageerd.
De zich emanciperende burgerij volgde de om zich heen grijpende industrialisering in West-
Europa met veel interesse. Naast het bevorderen van de agrarische sector probeerde zij nu ook
met behulp van nijverheidslezingen en nijverheidstentoonstellingen de welvaart van de
Zeeuwse steden te bevorderen.
Zeeuws Museum, GM 1813; Zeeuws Archief, Zelandia Illustrata 11-136, III-319.