110 DAGBOEK Een Decreet van den Graaf de Cessac, Minister Directeur de l'Administration de la guerre, deed uit 40 Departementen van het Fransche Keizerrijk éénen Geneesheer en vier Wondheelers naar de groote Armee zenden. 5 Hunne ordre luidde zich naar Maijntz te bege ven, om aldaar hunne nadere bestemming te vernemen. Dit ongelukkig lot trof mij, ik werdt genoodzaakt, nadat mijne ouders alle opofferingen te vergeefs beproefd hadden, mij in eenige dagen tot mijne reis voor te bereiden. Uit deze passage valt af te leiden dat zijn ouders vergeefs hebben geprobeerd hem aan die order te laten ontsnappen, en het gebruik van het woord opofferingen kan niet veel anders betekenen dan dat de ouders van Bonifacius de Jonge hebben getracht tegen betaling hem te laten vervangen. Dat zal dan ook nog blijken. Hier is relevant op te merken dat De Jonge, met vele andere rijkeluiszoontjes aan het eind van het eerste kwartaal van 1813, in de voorbereiding van de campagne d'Allemagne opgeroepen wordt. In het voorjaar van 1813 begint Napoleon dan aan zijn Duitse veldtocht. Op 16 april 1813 reist hij van St. Cloud over Metz naar Mainz. Deze laatste stad is een centrale etappeplaats in de verbindingen. Ook de dagboekschrijver De Jonge zal zich in Mainz, door hem geschreven als Maijntzmoeten melden. De route van Parijs naar het oosten loopt in die tijd via Mainz en/of Frankfurt. Daar zijn de grote voorraden, daar is het verzamelen. Behalve de voor de hand liggende geogra fische sleutelpositie aan de Rijn waren deze steden ook gelegen in het gebied van de Rijnbond, de Confédération du Rhin. In juli 1806 was deze federatie vastgelegd tussen Duitse vorsten met Napoleon; in feite was het de vorm waarmee de Duitse vorstendommen hun afhankelijkheid van Napoleon met hem hadden geregeld. Napoleons beschermheerschap leverde hen territoriale voordelen, praktisch kon Napoleon de Duitse landen met uitzondering onder andere van Pruisen en Brunswijk als deel van zijn rijk beschouwen. Voor een goed begrip van de militair-politieke situatie is het van belang te weten dat de Duitse veldtocht verbazingwekkend snelle en grote troepenbewegingen kent, maar dat Napoleon op vele plaatsen omvangrijke garnizoens en zelfs com plete legers strategische posities buiten de slagvelden laat innemen. Dat laatste wordt hem door historici wel nagedragen als een van de oorzaken van de verliezen in 1813. Het eerste speelt op de achtergrond van het verhaal van dagboekschrijver De Jonge een cruciale rol. Op 25 april 1813 arriveert Napoleon in Erfurt om enkele dagen later (28 april) aan het hoofd van zijn troepen ten strijde te trekken: het gardekorps onder Mortier, het 3e korps onder Ney, het 4e onder Bertrand, het 5e onder Lauriston, het 6e onder Marmont, het 9e onder Macdonald en het le cavaleriecorps onder Latour-Maubourg. Van 28 tot 30 april vinden gevechten plaats tussen de Fransen en hun bondgenoten aan de ene kant en de Pruisen en de Russen aan de andere kant, bij Halle, Merseburg en Weissenfels. Op de avond van de eerste mei slaat Napoleon zijn hoofdkwartier op te Lützen. Op 2 mei 1813 wordt het 3e legerkorps onder Ney bij Gross- en Klein Görschen door de Pruisen en de Russen aangevallen. Daarmee is de slag bij Lützen Gross Görschen begonnen. De dag daarop (3 mei) ontdekt Napoleon dat de vijandelijke

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2007 | | pagina 112