DAGBOEK 123 Deze onjuiste datering bewijst dat Willem de Jonge dit stuk later heeft opgesteld, veel later waarschijnlijk: hoe zijn anders zulke serieuze dateringsfouten te verkla ren? Dat zou echter kunnen betekenen dat die opgedrongen of uitgelokte petitie niet in februari 1812, maar in 1813 is opgesteld, ja, misschien zelfs nog later: er is immers pas na 5 april 1813 sprake van vier te vormen regimenten gardes dhon- neur. Het falende geheugen van vader De Jonge verklaart ook waarom hij in zijn nota de naam van een ander, een beoogde rempla^ant, openlaat, als Levinson niet meer wil - zie hieronder de vertaalde tekst zonder de vervanger.27 Overigens kunnen we hier uit een andere bron, namelijk uit de aantekeningen van de historicus-medi cus dr. De Man wel die naam invullen met wie "Willem de Jonge heeft onderhan deld over de vervanging van zijn zoon: het moet Leendert Pieter Reuse geweest zijn uit Koudekerke.2S Wat is er nu precies gebeurd tussen 25 april en 4 mei 1813? Terwijl De Jonge na het moeilijke gesprek met de prefect (dat hij kennelijk na lange tijd nog woorde lijk weer kan geven, zonder dat hij de exacte data weet en de naam van de rem- pla9ant) de zekerheid heeft gehad dat noch Bonifaciiis (als medicus) noch zijn zoon Johan Cornelis (als garde d'honneur) in Napoleons dienst zouden moeten alles was immers besproken en geregeld trekt dokter Levinson, lid van de klei ne joodse gemeenschap van Zierikzee, zich terug: Gelovende alle moeilijkheden overwonnen re hebben en mijn twee jongens gered te hebben, werd ik twee dagen later met droefheid geslagen door het nieuws dat de heer dokter Levinson die zich formeel had gebonden tegenover de Onderprefect om als medicus te vertrekken, de aanwijzing die hem door de prefect was gestuurd, weigerde. Ik sprak hierover met de Onderprefect die zich in Middelburg bevond, die na daartoe van de prefect toestemming te hebben gekregen, een brief schreef waarin hij hem [Levinson] beval zich binnen 24 uur naar Middelburg te begeven om zijn verdere orders te horen. Wel zeer ver van er aan te voldoen schreef dokter Levinson (die mij zijn weigering onder voor wendsel van ziekte mondeling bevestigde), in de veronderstelling dat hij tot legerarts benoemd was door de minister en niet door aanwijzing opnieuw aan de prefect, er een verklaring bij voegend van twee medici De Neef en Maatjes sr., (andere medici hadden geweigerd te teke nen) die inhield dat Levinson aan een zenuwziekte leed, en de vermoeienis van de oorlog niet aankon. -1 En het was deze laatste reden die de Prefect deed besluiten de aanstelling van dokter Levinson in te trekken, waarvan hij kennis gaf aan mijn zoon B. de Jonge, met de opdracht om als medi cus binnen drie dagen naar het leger te vertrekken, indien hij gedurende die tijd niemand kon vinden die hem wilde vervangen. De Onderprefect gaf me er bij zijn terugkeer in Zierikzee kennis van en zei me tegelijkertijd dat men zich vleide met de overtuiging erin te zullen slagen iemand te vinden. Ik aarzelde geen moment om op 30 april om in de namiddag om vijf uur naar Middelburg te vertrekken waar ik snachts om half drie aankwam, en waar ik hoorde dat een bepaalde dokter genaamd die in Koudekerke woonde tegen betaling van 6000 hollandse guldens zich wilde ver plichten te gaan. Wij hadden met hem een onderhoud dat van het middaguur tot vier uur

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2007 | | pagina 125