128
DAGBOEK
met name de jongste zoon als garde d'honneur heeft deel uitgemaakt van het de
tachement van het departement van de Monden van de Schelde. In de bestaande
literatuur is daarvan geen spoor te vinden. Zo vermeldt Nagtglas hem niet in het
lijstje van Zeeuwse gardes d'honneur. Dat zegt niet alles, want wat Nagtglas niet
wist ot verzweeg, is dat er wel degelijk een eerder detachement gardes d'honneur is
weggestuurd. Het bewijs daarvoor kan hier niet geleverd worden, noch is de merk
waardige situatie hier relevant. Het zij voldoende hier te wijzen op het bestaan van
een dagboek van een garde d'honneur uit Goes, David Vervenne, die evenmin op
de bekende lijst van Zeeuwse gardes d'honneur van Nagtglas voorkomt en in de
bestaande literatuur genoemd wordt. Waakzaamheid is daarom geboden.
Toch lijkt dat niet het geval, conform het dreigement van de prefect dat een of
beide zoons zouden moeten vertrekken als garde, indien Bonifacius zou weigeren
te gaan. Als er inderdaad een andere zoon van Willem de Jonge in dat eerste de
tachement naar Metz gestuurd zou zijn, zou Willem de Jonge daar toch wel iets
over geschreven hebben in zijn nota's? En ook de jonge dokter Bonifacius zou dat
in zijn dagboek wellicht vermeld hebben.
Aan de andere kant hebben we een intrigerende mededeling in het dagboek van
de (bekende) Middelburgse garde d'honneur Abraham van de Broecke. Deze
schrijft in april 1814 - hij verblijft dan in Bourges en wacht op toestemming terug
te mogen keren:
Den 21naar Versailles gereden. Onder weg ontmoet de Jonge57 die reeds als gesneuveld was
opgegeven.
In het dagboek van een andere garde, Pieter Schorer, (die eveneens bij de ont
moeting was) wordt over deze De Jonge meegedeeld dat hij een van de '2 onzer
Rempla<;anten' was. Het lijkt er dus op dat deze De Jonge geen familie van onze
Bonifacius de Jonge is.58
Ten slotte nog een curieuze coïncidentie. Zoals gezegd zijn uit het departement
van de Monden van de Schelde twee contingenten gardes d'honneur vertrokken: de
eerste groep in de eerste week van mei 1813 onder wie David Vervenne - het ver
zwegen contingent, de tweede groep met rijkesluiszonen die door Nagtglas wordt
opgesomd, in eind juli 1813. De groep van Vervenne is gekeurd, waarschijnlijk op
de prefectuur, op 28 april 1813 door dokter Bonifacius de Jonge.3''
Afb. 8. Het keuringsbewijs van David Vervenne door dokter de Jonge."1