DAGBOEK
145
Dan men verwaardigde ons naauwlijks met een antwoord, zoo weinig harmonie is
er cusschen de onderscheidene fransche Troupes, vooral tusschen de Cavallerij
Infanterij!
Het overige van den avond bragten wij met het bezigtigen der stad door. Bijzonder
schoon kwam mij dezelve niet voor, de groote kerk, een colossaal gebouw was
gesloten te vergeefs tragtede ik die te zien. Deeze stad ligt aan den linker Rhijn-
oever, men heeft een heerlijk uitzigt. Ik zag hier verscheidene schepen, die den
Rhijn van hier naar Holland afzakten, alsmeede eenige vlotten. Ik herinnerde mij
veele dergelijke vaartuigen te Rotterdam gezien te hebben. Weinig had ik toen
gedagt dezelve hier te ontmoeten, evenmin eene zoo groote reis te ondernemen,
waarvan ik het einde moeielijk voorzien kan. Ik schreef deezen avond aan mijnen
Vriend M.P.M. v. Visvliet.5"
9
Wij vertrokken reeds vroeg in den morgen naar Coblentz. Ik maakte kennis met de
Familie van den Major. Zij waren, gelijk hij, uit den Elsas, spraken dus zoo goed
duitsch als fransch. Schoon waren zij niet, maar beminnelijk ik verheugde mij
eindelijk weder eens fatsoendelijke vrouwen te ontmoeten, welker gezelschap mij
noodzaaklijk geworden is. Ik had deezen dag een vrij vif gesprek met den Major
over het geluk, dat ons te beurt gevallen was van in het fransche Rijk te zijn inge
lijfd. In het begin was dit zeer onaangenaam van beide zijden, eindelijk praatten
wij het voor een gedeelte eens hij scheen mij naderhand met meer vriendschap
als voorheen te behandelen, ofschoon deeze snaar niet meer werdt aangeroerd.
Wij passeerden Bonn, hielden het middagmaal te Remagen kwamen over
Andernach te Coblentz aan. Het weder was regenagtig, belettede ons om van
alle de heerlijke gezigten te profiteren, die zich aan onze oogen opdeden. Aan de
beide zijden des Rhijns was alles met wijnstokken beplant. Aan de linker, maar
vooral aan de regterzijde zagen wij onderscheidene ruines, die het kenmerk der
hoogste oudheid droegen, terwijl onderscheidene groote of kleinere dorpen aan
den voet der verschillende gebergten gelegen dit gezigt vervrolijkten van de
groote bevolking en den welvaart der Inwoonders getuigden.
Mij dagt, hier beleefde men de goude Eeuw van Saturnus, hier kon men niets van
oorlog, of van de ondeugden, die het menschlijke Geslagt vernielen, weten. Dan
deeze begocheling duurde niet lang. Deeze menschen waren onderdanen van ver
scheidene kleine Vorsten, die onder de Rhijnconfederatie begrepen zijn. Men hadt
hier, zoals elders conscriptie, zo wel als elders werden hier kinders van het vader-
&C moederhart gescheurt waarvoor? waar voor anders dan om een vreemden
grond met hun bloed te bevlekken hun ziel met ondeugden te vervullen
geheel ongeschikt voor een stil huislijk geluk leven te maken? Et pour qui, pour
quelle cause?57
Te Remagen beklom ik eenen nabijgelegenen berg, om eene uitgestrekte ruine van
naderbij te bezigtigen. Het scheen een zeer sterk kasteel te zijn geweest, misschien
wel geschikt om den omtrek in ontzag te houden de voorbijvarende schepen
met hunne gevaartens te bestrijken. De muren der torens hadden eenige voeten
diepte.