12 UIT VADERLANDSLIEFDE gemaakt. Dit nieuws verspreidde zich daarna als een lopend vuurtje door Europa, hetgeen als bewijs wordt gezien voor het feit dat de verrekijker als instrument vóór 1608 niet voorhanden was.53 De omstandigheden waren bijzonder gunstig voor de verspreiding van het bericht. Vanwege de vredesconferentie ter voorbereiding van het twaalfjarig bestand zat Den Haag vol met diplomaten uit geheel Europa en ook in die dagen verliep het diplomatieke postverkeer heel efficiënt. De vlugge berichtgeving over de kijker bevorderde ook de snelle verspreiding van het instru ment zelf. Nauwelijks een halfjaar na Lipperheys Haagse demonstratie bezaten de voornaamste machthebbers van het toenmalige Europa een verrekijker: tenminste een exemplaar berustte bij de Staten-Generaal, een ander was bij hun legeraan voerder Prins Maurits, een derde was in handen van de koning van Frankrijk, Hendrik IV, wiens eerste minister ook een versie bezat; en verder beschikte ook aartshertog Albertus van Oostenrijk over een telescoop, zij het een van een iets mindere kwaliteit dan die van prins Maurits; en zelfs de paus in Rome had inmiddels een exemplaar toegezonden gekregen.3'' Deze ruime verspreiding bewijst dat het gesignaleerde strategische en militaire belang van het instrument in brede kring werd erkend. Ook diverse geleerden gingen zich interesseren voor de nieu we vinding, waarvan de mare, dat deze door een cBelga' (dat wil zeggen een Hollander) zou zijn bedacht, vrij algemeen rond ging. Een van hen was Galileo Galileï, een toen nog vrij onbekende natuurfilosoof te Padua. Wanneer Galileï pre cies voor het eerst van het instrument vernam, is niet duidelijk. De meeste auteurs menen dat hij er in juni 1609 van hoorde, maar het lijkt ook goed mogelijk dat hij er al eerder van wist. Galileï was nauw bevriend met een zekere Paolo Sarpi, een theoloog uit Venetië die ook in optica was geïnteresseerd. Van Sarpi weten we zeker dat hij al in november 1608 een exemplaar van het pamflet met de melding van de Haagse demonstratie onder ogen heeft gehad.35 Het bericht van het bestaan van de telescoop was voor Galileï in elk geval veelzeggend genoeg om hem ertoe te brengen in de loop van 1609 zelf een exemplaar te maken. Recent historisch onderzoek suggereert dat hij daarbij eerst bezig is geweest met een combinatie van een lens en een spiegel.56 Hoe dan ook, in augustus 1609 beschikte Galileï over een telescoop die goed genoeg was om aan de doge van Venetië te kunnen worden gedemonstreerd. In de maanden daarna was Galileï in staat om door veelvuldig uitproberen en combineren van lenzen de vergroting behoorlijk op te voeren. Tegelijkertijd deden zowel hij als Thomas Harriot in Engeland de eerste sterren kundige waarnemingen met een dergelijk instrument. Nog geen jaar later, in maart 1610, publiceerde Galileï zijn eerste spectaculaire wetenschappelijke resul taten, waaronder de ontdekking van de manen van Jupiter. Het was een onthul ling die de astronomische wetenschap op zijn grondvesten deed schudden. Naspeuringen in de jaren 1816-1835 De aftrap Anderhalve eeuw na publicatie zou Borels boekje in Zeeland aanleiding geven tot grote opwinding en veel activiteit.37 Het begon allemaal op 4 januari 1816, toen Johannes de Kanter Phillippuszoon in een bijeenkomst van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen een voordracht hield over de uitvinding van de

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2007 | | pagina 14