164 DAGBOEK tot bevrediging hunner hebzugt, onder anderen eenig geld een zilvere doos, die tot bewaring der Hostie gebruikt was. Dit gaf hun gelegendheid, om den spot te drijven, met iets, dat hunnen kerk als het heiligste beschoud, het geen niemand wonderlijk zal voorkomen, die eenigsints met de zeedenloosheid èc veragting van allen godsdienst, die over het algemeen bij de gantsche Armée bij de geheele Natie heerscht, bekend is. Wij trokken Bautzen voorbij legerden ons op eenen afstand van deeze kleine stad, die aan den voet voor een gedeelte op het hellende van een berg gelegen is. Na onze hut voor den nagt geboud te hebben gingen wij het Stadje bezigtigen, dat wel niet geheel verbrand, maar volkomen uitgeplundert was. Wij begaven ons daarop naar het Slagt-veld, waar voor weinige dagen zoo veele onder Natuur-geno- ten het leven verloren hadden. De positie der geallieerde vijandelijke Troupes scheen zeer voordelig te zijn geweest men bewonderde de stoutheid des Keizers, die hun hier hadt durven aangrijpen. De retraite was zeer geregeld. Men vondt zelfs geen wagen, veel min gekwetste op het slagveld. Half begravene menschen en een zeer groot getal doode paarden, die de lugt door hunne verrotting verpestten, gaven mij een gering denkbeeld van het schrikkelijke deezer moordtonelen. In de avond, even na onze terugkomst, toen wij ons gereed maakten, om ons soupé met eenige aardappelen te doen, die wij in eene verlatene hut gevonden had den, ontwaarde men op eenigen afstand de stof, het teken van aanrukkende Cavallerij: hunne leuzen hun geschreeuw overtuigden ons van de nabijheid der Cozakken. Nu liep alles te wapen, de Collonel zette zich, benevens een der Chefs de Bataillon, te paard ging met twintig Pontonniers op verkenning uit, terwijl de andere Hoofd-officier order bekwam, om in geval van attaque bataillon quarré te formeren de niet strijdende officieren in hun midden te nemen. Door middel van eenige Gendarmes werdt de Cavallerij der Garde, die op 2 a 3000 schreden gecantonneert was van onzen toestand verwittigd." Men zondt ons versterking, ook een Escadron lanciers der garde ging op verkenning uit. Nadien zagen wij op een vrij groten afstand onze Troupes eenige schoten doen, die beantwoord werden, terwijl de cosakken op het naderen der Lanciers terug weken ons een gerusten nagt vergunden. De voorposten werden verdubbeld alle regelen van veiligheid in agt genomen. De 30sten marscheerden wij over Koblitz naar Weisenberg. Het eerste dorp was verlaten, in Weisenberg een klein stadje passeerden wij den nagt gebilletteert zijnde, bekwamen de meeste een bed een vrij goeden maaltijd. 31 Van Weissenberg, een klein schoon stadje, verreisden wij naar Görlitz. Wij von den den geheelen weg met doode paarden bezaaid. Te Görlitz was alles geplundert. Wij bleven er zeer nabij de stad gecantonneert tot den 2den Junij leefden van het geen de soldaten geroofd hadden ons verkogten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2007 | | pagina 166