DAGBOEK 207 Met zijn tweede vrouw Cornelia Lantsheer kreeg Bonifacius de Jonge zes kinde ren. De oudste zoon, Willem Hendrik (1821-1874) ging bij de marine en verliet als luitenant ter zee 2e klasse de zeedienst. Dankzij verdienstelijk optreden bij een expeditie naar Bali kreeg hij de Militaire Willemsorde. Na zijn ontslag als zeeoffi cier huwde hij in Middelburg (1856) Johanna Schorer (1827-1911), een dochter van Pieter Nicolaas, een van de jongens van de familie Schorer die als garde d'hon- neur naar Frankrijk was geweest. Willem Hendrik, de oudste zoon van Bonifacius, werd wethouder van Middelburg. Bij zijn overlijden in Hotel Belvedere in Hamburg staat hij zelfs genoteerd als burgemeester. Vervolgens kwam er een dochter: Maria Frederica (1822-1903). Ze trouwde met haar neef Willem Adriaan Cornells de Jonge, die staatsraad werd in Den Haag. Het derde kind, eveneens een dochter, Claudina Charlotte (geboren in 1830!) werd ook aan een volle neef uitgehuwelijkt: ze trouwde Johan Lodewijk (Louis), een zoon van Willem Dignus de Jonge die in Zierikzee veel te zeggen had. Deze Johan Louis werd later lid van de Tweede Kamer. In 1831 schonk Cornelia de Jonge-Lantsheer het leven aan zoon Willem Francois (1831-1900) die met Carolina van Rappard huwde en advocaat in Utrecht was. Een zoontje dat naar zijn vader Bonifacius genoemd werd, leefde slechts enkele dagen in november 1832. Het laatste kind was een zoon, Marinus Willem Cornelis (1838-1893), die als echtgenoot van de Haagse jonkvrouwe Eva Maria Alida de Brauw eerst naar Almelo en daarna naar Zutphen ging als officier van justitie. Hij nam zitting in de Provinciale Staten van Gelderland. Terwijl zijn gezin groeide in tal en last, had Bonifacius de Jonge in Middelburg een positie die in overeenstemming was met zijn afkomst en ervaring. We hebben daarover enkele interessante bronnen. Zo heeft J.C. de Man niet alleen een infor matieve geschiedenis van de Geneeskundige school te Middelburg geschreven, maar bestaan er met betrekking tot Bonifacius de Jonge, die hij persoonlijk heeft gekend, uitgebreide onuitgegeven aantekeningen die hij voor dat boek heeft gemaakt. Uit deze soms voor negentiende-eeuwse snit nogal persoonlijke ontboe zemingen leren we nog een en ander kennen over de carrière en de persoonlijkheid van de dokter die in de vesting Glogau diende, dat niet in de bestaande herinne ringen, naslagwerken en levensberichten is te vinden.182 De Man memoreert in zijn werk over de geneeskundige school De Jonges oplei ding en vestiging als jong geneeskundige te Middelburg. Ook vermeldt hij zijn inlijving in Napoleons leger als 'den jongsten Medicus' in het gewest. Vervolgens vermeldt hij dat De Jonge te Leipzig diende - quod non. Het is De Man die daar entegen weet dat Lodewijk Reuse uit Koudekerke aangezocht werd als rempla^ant voor De Jonge, tegen een aanbod van elf duizend gulden. Ook dat gegeven is niet in overeenstemming met de nota van De Jonges vader. Hebben we hier te maken met vergeetachtigheid bij de een of de ander? Wie maakt geschiedenis met onge verifieerde gegevens?183 Vrij snel moet De Jonge na zijn terugkeer een goedlopende praktijk hebben geinre gen. In Middelburg was hij lange tijd de enige wetenschappelijk opgeleide jonge dokter, eigenlijk tot de komst van dr. Jacobus van den Broecke en dr. Holscher.IM Omdat een tweetal oudere medici in 1822 overleden, had De Jonge in die perio de een immense praktijk, in het bijzonder tijdens een periode van epidemische

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2007 | | pagina 209