210
DAGBOEK
deel over de chronische ziekten verscheen niet meer. Men krijgt de indruk dat het
te zeer de oude tijd ademde en al verouderd was bij verschijnen. Weinig rede
naarstalent had hij en het feit dat zijn colleges reeds 's morgens om zeven uur
plaatsvonden, was niet meer in overeenstemming met de moderne begrippen van
slapen en waken' (De Man). Zijn geneesmethode was in de woorden van De Man
voor ingewijden 'exspectatief en antiphlogistisch', wat inhoudt afwachtend' en
'gericht op het remmen van onstekingen': aderlatingen, bloedzuigers, koppen,ISS
dieet en zuurbehandeling. De Man geeft nog meer voorbeelden waaruit moet blij
ken dat De Jonge een geneesheer was die in zijn studiejaren was blijven steken.
Kinine vond hij in het begin een lapmiddel. Van miscroscopie en auscultatie
(onderzoek van het lichaam met geluiden) was hij niet op de hoogte. Maar hij had
een goede klinische blik en dat maakte hem tot een gewild geneesheer 'die wel stu
deerde, maar er weinig tijd voor had' (De Man 1901, 55).
Uiteraard werd De Jonge lid van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen,
zelfs was hij van dit genootschap voorzitter van 1834 tot zijn dood in 1854. In die
zelfde periode was hij eveneens curator van de Latijnsche School. Hij publiceerde
verschillende verhandelingen.139
Politiek was hij 'een groot Voorstander van Vaderland en Oranje en zeer gestemd
tegen wat men "liberaal" noemde.' Het sluit aan bij de zeer conservatieve denk
beelden van zijn zwager Hendrik van Doorn die de afscheiding van België nau
welijks kon accepteren en de liberale grondwet met de ministeriële verantwoorde
lijkheid in 1848 niet meemaakte. Zoo ook werd zijn broer Marinus Willem, bij
wie hij na zijn terugkeer uit Silezië in Den Haag als eerste aankwam, in 1848 als
minister van Justitie ter zijde geschoven. Een tijdlang zat Bonifacius de Jonge als
edele in de staten van Zeeland, alsook in de raad van Middelburg. Een uiterst con
servatief man met bedienden in livrei, dat was De Jonge:
Hij bedankte als lid van den Raad, toen men hierin verkoos den advocaat Sifflé, die zich door
zijne geschriften als liberaal had leeren kennen; de Professor verwisselde toen zijn
Regeeringsbank tegen een soort van stokmansbankje.190
De revolutie bezorgde hem zijn dood. Zijn broeder was in 1848 Minister, toen de Revolutie
dreigde en de Jonge was zeer ontstemd, toen de advocaat D. van Eek, die tegenover hem op
de Balans woonde op het bovenhuis van D 5, des morgens zijn vlag uitstak. De Prof. zelf
woonde Balans E 111.'"
Hij haatte de zogenaamde liberalen, zegt De Man, 'en niet minder werd hij
gekwetst door te bespeuren dat hij, die eenmaal zoo in aanzien was geweest, door
het publiek werd losgelaten. Dit alles bezorgde hem een leed dat hij moeilijk ver
droeg en dat misschien zijn leven heeft verkort.' (De Man 1901, 23).
Een vermogend man was hij eveneens. De Jonge placht te zeggen, aldus De Man,
dat zijn fortuin hem een inkomen bezorgde van 10 mille en dat zijn praktijk ook
veel inbracht. Zonder opzettelijk en nauwgezet onderzoek naar zijn bezittingen is
via de datebase van het Zeeuws Archief vrij eenvoudig zijn omvangrijk bezit aan
landbouwgronden in het Schouwse Nieuwerkerk te vinden.
In de hal van het gasthuis struikelde hij over een kat waardoor hij drie maanden
met een zere knie zat en uiteindelijk zijn praktijk opgaf in 1843. De Man sugge
reert in zijn aantekeningen de mogelijkheid van bijziendheid, maar merkt op dat