UIT VADERLANDSLIEFDE
19
nele stukken ter controle in te zien. Het waren vooral deze gegevens die in de kring
van het Zeeuws Genootschap beroering opwekten.
De documenten die Serlé had gevonden, leverden namelijk feiten op die niet leken
te stroken met wat Borel had geschreven. Bij Serlé waren dan ook de nodige twij
fels gerezen. Een van de voornaamste bezwaren tegen Borels bevindingen was dat
volgens Series calculatie Sacharias Jansen in 1590 niet ouder dan vijf jaar kon zijn
geweest, veel te jong om in dat jaar een instrument als de verrekijker uitgevonden
te kunnen hebben. Bovendien had hij diverse archiefstukken gevonden die getuig
den van de werkzaamheid en de woonplek van Hans Lipperhey, terwijl van
Jansens werkzaamheid als brillenmaker of zelfs maar als handwerksman, helemaal
niets was gebleken. Het enige dat Serlé had gevonden, was dat Sacharias Jansen in
mei 1615 de voogdij op zich had genomen van de twee kinderen van 'Lowys
Lowyssen, geseyt Henricxen brilmakers'. Een document uit 1622 waarin Jansen
optrad 'wegens de koop en levering van Toebacco', schilderde hem veeleer als
tabakshandelaar af. Dat het daarbij wel degelijk om de juiste persoon ging, bleek
uit het feit dat Jansen bij deze transactie zijn part in een huis bij de Muntpoort
tegen de Nieuwe Kerk bij de Groenmarkt als onderpand had gegeven. De andere
helft van dit pand was in het bezit van Sara Jansz, de zuster van Sacharias Jansen,
later weduwe Goedaert genoemd.17 Kortom, dit was dezelfde persoon die in Borels
boekje als getuige optrad ten gunste van de prioriteitsclaim van haar broer. Ook
van hun beider vader 'Hans', van wie Boreel had getuigd dat ook deze 'brillema-
ker' was geweest, had Serlé niets in die zin kunnen vinden. Op grond van een ver
melding in een transportakte van een huurpand vermoedde hij dat deze 'Hans'
ook bekend had gestaan als 'Hans de Cock', hetgeen eerder een aanwijzing was van
een geheel ander beroep.
De intrigerende kwestie had Serlé ertoe aangezet om 'ook eigen gedachten over de
kwestie te formuleren'. Zo had hij zich aanvankelijk afgevraagd of Hans Lipperhey
wellicht niet de gezochte vader van Jansen kon zijn geweest. Maar zijn onderzoek
in het weeskamerarchief had uitgewezen dat deze hypothese niet juist kon zijn. De
daar gevonden kinderen van de in 1619 overleden Lipperhey, en hun leeftijden,
strookten niet met deze mogelijkheid. Na diverse argumenten gewogen te hebben
trok Serlé de conclusie dat het op grond van de beschikbare gegevens moeilijk kon
worden uitgemaakt, wie van beide mannen de uitvinding had gedaan, 'zoo deze
waarlijk in die tijd is geschied'. De grotere onafhankelijkheid van de bij Borel
opgevoerde getuigen ten gunste van Lipperhey (die van Jansen waren immers
directe familieleden), gevoegd bij diens vermeldingen als 'brillmaker' in de archie
ven, deed hem ertoe neigen om zich voor Lipperhey uit te spreken. Hij liet niet na
te vermelden dat het erg lastig geweest was om naar Sacharias Jansen te zoeken,
want in de archieven wemelde het van de 'Jansz, Jansen, Joannes, Hans, Hansen,
etc'. Het was dus zaak geweest om 'zeer nauwkeurig op te letten.
Lambrechtsens afwegingen
Serlés twijfel bezorgde Lambrechtsen veel hoofdbrekens. In zijn Levensberichten
schrijft hij dan ook dat hij in 1817 veel tijd kwijt was met het opstellen van 'een
zeer ampel rapport' over 'het voorstel van de Heer de Kanter over Zacharias
Jansen, en de uitvinding der verrekijkers'. "s Inmiddels had hij ook uit Den Haag
bericht ontvangen en in de daar aangetroffen documenten werd met betrekicing