26
UIT VADERLANDSLIEFDE
leven van de samenleving: literatuur, kunst, cultuur in brede zin en wetenschap/'0
Vanuit die gedachte heeft de natuurwetenschapper Harting zich in bijzondere
mate ingezet, opdat 'het dankbaar vaderland' de verrichtingen van landgenoten
zou eren die in het verleden op het gebied van de natuurwetenschappen succesvol
waren geweest. Zo publiceerde hij in 1859 in het door hem een paar jaar tevoren
opgerichte populair-wetenschappelijke maandblad Album der Natuur een artikel
over 'De twee gewigtigste Nederlandsche uitvindingen op natuurkundig gebied'.
Daarmee doelde Harting op de microscoop en de verrekijker. Voortbordurend op
Borel had hij deze beide uitvindingen al eerder toegeschreven aan enerzijds
Sacharias Jansen en zijn vader en anderzijds aan Hans Lipperhey (door Harting in
navolging van Moll consequent geschreven als 'Janssen', respectievelijk
'Lippershey').61 Het grote belang van beide instrumenten bracht hem tot de pran
gende vraag:
Waar zoo zal de vreemdeling, die Middelburg bezoekt, vragen is het gedenkteken, dat de nage
dachtenis uwer medeburgers vereeuwigt, aan wie de hedendaagsche wetenschap zooveel verschuldigd
is? Het antwoord is: Het bestaat niet!62
Waar op de voornaamste pleinen van Haarlem, Amsterdam en Rotterdam stand
beelden prijkten ter ere van respectievelijk Coster, de (vermeende) uitvinder van
de boekdrukkunst, Rembrandt, de vermaarde schilder, en Erasmus, de filoloog en
literator, kon Middelburg toch niet achterblijven? Zelfs het naburige Vhssingen
kon inmiddels bogen op een fier standbeeld van zeeheld De Ruyter.
Om de ondankbaarheid te compenseren jegens hen die 'voor de veredeling des
menschdoms oneindig meer gedaan hebben, dan de voortreffelijkste schilder of
dapperste krijgsheld', pleitte Harting vurig voor de oprichting van een waardig
monument op de Middelburgse Groenmarkt. Dit zou een gedenkteken moeten
zijn 'in gotischen stijl, herinnerend aan de bouworde der kerk, tegen welke aan
weerszijden vroeger hunnen woningen stonden'. Daarbij viel te denken aan een
monument met borstbeelden 'en bas relief', gemodelleerd naar de portretten die
in 'het thans zeer zeldzaam geworden boekje van Borel' stonden afgedrukt, samen
met een afbeelding van de microscoop en een uitbeelding van de eerste test die in
1608 op de toren van het Haagse Hof met de verrekijker was uitgevoerd.
Overtollige zinnebeelden en Latijnse opschriften waren niet nodig. Het zou vol
doende zijn op de sokkel het sobere opschrift te plaatsen:
Aan JOHANNES en ZACHARIAS JANSSEN,
de uitvinders van het Microskoop,
en aan JOHANNES LIPPERSHEY,
den uitvinder des Verrekijkers,
HET DANKBARE NAGESLACHT. 63
De 'kijkers' van Zacharias Snijder
'De eenige echte van Jansen zeiven'
In 1866 kreeg J.H. de Stoppelaar, secretaris van het Zeeuws Genootschap, onver-