UIT VADERLANDSLIEFDE
29
de juistheid der overlevering', zou dit 'een allerbelangrijkste bijdrage' zijn tot de
geschiedenis van deze uitvinding. Omdat De Stoppelaar uit Hartings artikel in het
Album der Natuur had opgemaakt dat deze kleine buis een microscoop zou moe
ten zijn, zou hij deze als eerste opsturen. De lange buis, 'die er wat vreemd uitziet
voor een mikroscoop en minder voor verzending geschikt is', zou later volgen.67
Zodra Harting in mei 1867 het kistje uit Zeeland had ontvangen, stuurde hij een
eerste reactie:
Het werktuig is inderdaad een microscoop, in zeer primitieven vorm. Of bet van Jansen is, zal wel
niet te beslissen zijnMorgen zal ik het in de vergadering van de Koninklijke Academie vertoo-
nen en u bet dan terug zenden.68
Bij zijn onderzoek van de korte buis had Harting drie in elkaar geschoven blikken
cylinders met een diameter van vijf centimeter aangetroffen, waarin twee lenzen
en een diafragma zaten.Al schuivend kon Harting met deze combinatie inder
daad een beeldomkerende microscoop maken van zeer gering vergrootend ver
mogen'.70
Deze kennismaking had Harting ook nieuwsgierig gemaakt naar de lange buizen.
Die werden hem snel toegezonden, en ook ditmaal liet Hartings antwoord niet
lang op zich wachten. Naar zijn mening bestonden de buizen eigenlijk uit twee kij
kers: 'In elk der groote buisen is een objectief van verschillenden brandpuntsaf
stand, doch zonder oculair'. 1 Zijn eerste conclusie was dan ook helder: 'Het is mij
thans waarschijnlijker geworden dat de vroeger van u ontvangen kleine kijker of
zogenaamd microscoop eigenlijk het oculair is, dat bij deze kijkers behoort'/2
Hoewel deze constatering vanuit hedendaags perspectief gezien vermoedelijk cor
rect was,73 kwam Harting, in het artikel dat hij korte tijd later publiceerde, toch
tot een andere conclusie. Had het 'Vaderlandsch Gevoel', dat gepaard ging met de
wens een oud vaderlands product te identificeren, bij Harting zijn tol geëist? Het
lijkt er wel op. Want na een zorgvuldige beschrijving van de objecten, waarin zelfs
het kistje werd beschreven, dat niet van mahoniehout, maar 'van glad geboend en
gewreven eikenhout' bleek te zijn, kwam Harting tot de volgende bevindingen.
Allereerst concludeerde hij uit het ruwe uiterlijk van de buizen dat deze van hoge
ouderdom moesten zijn: Alle drie [werktuigen] dragen den stempel van hooge
oudheid en van afkomstig te zijn uit eenen tijd toen de kunst om optische instru
menten te vervaardigen nog op een zeer lagen trap stond'. Verder bleef hij de korte
buis als microscoop zien. En aangezien hij zich niet kon voorstellen dat 'zulk een
gebrekkig werktuig' gemaakt zou zijn in een tijd waarin de samengestelde micro
scopen al beter waren, moest dit product wel een van de eerste microscopen zijn.
Immers, 'het mikroscoop hetwelk Boreel [in 1619] bij Drebbel zag', had al een
veel 'aanmerkelijkere' vergroting. Andere makers uit de vroege zeventiende eeuw
dan 'de Jansens' kende hij niet. Dus was het wel heel waarschijnlijk dat zij de buis
hadden gemaakt.
En wat de lange buizen betrof: Harting probeerde inderdaad met enige proeven of
de korte buis als 'terrestrisch oculair' samen met de beide van een objectieflens
voorziene lange buizen tot een werkende verrekijker kon worden gemaakt. Toen
dat niet lukte, benutte hij een van beide lenzen 'met zijn koker' als los oogglas.
Daarmee kreeg hij inderdaad twee werkende astronomische verrekijkers, die res-