UIT VADERLANDSLIEFDE
33
de grootheid. Hij staat nu eenmaal in het hoek van Borellus, dat wel in Den Haag gedrukt, doch
in de taal der toenmalige geleerden geschreven, en aldus, overal verspreid werd. Vandaar is zijn-
naam overgenomen door latere schrijvers en beschermd door wie 't beter behoorden te weten.s'
De in het midden van de negentiende eeuw ter ere van Jansen geplaatste gedenk
steen vond Frederiks niet minder dan 'wetenschappelijke zwendelarij'. Het
opschrift van de steen was immers, zo was nu gebleken, volstrekt in strijd met de
waarheid. Maar het ergste was, aldus Frederiks:
dat die Escauzijmche steen akelig en wanhopig vast in den kerkivand is bevestigd, als een onwrik
baar bewijs der onwankelbaarheid in dit soort van historisch geloof en tot diepe ergernis der beter
onderrichten, die in allerijl den kerkmuur voorbij snellen met de verzuchting: O Sancta Logica, ora
pro nobis.
Gelukkig was er één troost, zo stelde Frederiks: 'Het opschrift van den steen is van
een lofwaardige kortheid Samenvattend was er volgens hem maar één man die
alle eer verdiende: Johannes Lipperhey en niemand anders.
Jansen door Japikse verdedigd
Frederiks' afbrekende toon was voor dr. Hendrik Japikse, natuurkundige en direc
teur van de Middelburgse Rijks H.B.S., toch een tandje te fel, zeker toen Frederiks
in een krantenartikel in het Algemeen Handelsblad bijval had gekregen van de
astronoom dr. W. Gleuns.RS Laatstgenoemde had een kritisch commentaar geschre
ven op een in 1890 te Antwerpen georganiseerde tentoonstelling ter herdenking
van de 300-ste verjaardag van de 'admirable invention van 'Hans et Zacharias
Janssen de Middelbourg, inventeurs du microscope composék Op deze grote ten
toonstelling prijkte Snijders korte buis, 'het bewijsstuk dat deze hulde door de
beide Nederlanders, eenvoudige lenzenslijpers, werkelijk is verdiend' uiteraard op
de meest prominente plaats.89
In een door het Zeeuws Genootschap in 1890 uitgegeven brochure met de titel
Het aandeel van Zacharias Janse in de uitvinding der verrekijkers stelde Japikse zich
teweer tegen de scherpe kritiek van Frederiks en Gleuns, zonder overigens wezen
lijk nieuwe elementen ter sprake te brengen."0 Japikse volstond met nog eens
nadrukkelijk op Borel en de door hem gegeven getuigenissen te wijzen. Ook
publiceerde hij enige documenten uit de bundel papieren die in de jaren 1816-
1820 door het Zeeuws Genootschap waren verzameld. Daarbij koos Japikse
opnieuw stelling ten gunste van Sacharias Jansen. Immers, het morele gezag dat
aan hoogstaande mensen als Boreel, Harting of Snijder moest worden toegekend,
maakte dat hun bevindingen toch niet zo maar van tafel konden worden geveegd.
En wat de jonge leeftijd van Jansen in 1590 betreft, men moest aan de ouderdom
van de overlevering dat kinderen de uitvinding hadden gedaan, wellicht toch ook
enige waarde toekennen. Volgens Japikse moest daarom Lipperhey terecht worden
geëerd als de vinder van de korte kijkers, Sacharias Jansen als die van de lange
(astronomische) kijkers en diens vader Hans als de uitvinder van de microscopen.
Het jaartal 1590 kon inderdaad niet juist zijn, zo beaamde Japikse. Dat jaartal
sloeg allicht op de uitvinding van de microscoop. Voor de verrekijker moest de
geboortedatum tussen 1610 en 1618 worden gezocht. Maar om enkel deze reden