44
UIT VADERLANDSLIEFDE
een holle lens had, zoals reeds opgemerkt, het nadeel van een zeer klein blikveld
en een vrij lage lichtsterkte. De door Kepler gesuggereerde astronomische tele
scoop met twee bolle lenzen had weliswaar een iets groter blikveld, maar had het
nadeel van een omgekeerd beeld. Het beeld kon weliswaar met een derde bolle lens
worden rechtgezet, maar dit terrestrisch oculair' had het enorme bezwaar dat lens-
fouten een nog grotere rol gingen spelen. Ook werd het beeld vrij vaag als gevolg
van de grote kleurschifting die in deze lenscombinatie optrad.128 Dergelijke ter-
restrische telescopen waren eigenlijk onbruikbaar en daarom is dit type oculair
nauwelijks toegepast. Niettemin, bij zo'n type oculair zou de afstand tussen de len
zen moeten voldoen aan de regel d f, 2*f2. Dat zou bij Snijders 'kijker' het geval
kunnen zijn wanneer de tubus gedeeltelijk wordt uitgeschoven. In 1867 slaagde
Harting er echter niet in om op deze manier, met de hem beschikbare onderdelen,
een bruikbare telescoop te maken.
Ten tweede is goed mogelijk dat de korte buis incompleet bewaard is gebleven en
een restant is van een samengesteld oculair met bijvoorbeeld drie lenzen. Zulke
samengestelde oculairen met meerdere (bolle) lenzen zijn in de periode 1640-1670
ontwikkeld. In deze periode bleek dat de toevoeging van een of meer bolle lenzen
niet alleen het blikveld aanmerkelijk vergrootte, maar dat dit, afhankelijk van de
plaatsing van de lenzen, de genoemde sferische en chromatische aberratie zelfs ver
minderde. Dit type oogbuis met een zogenoemde Veldlens' maakte de telescoop
dus pas echt bruikbaar.129
Of Snijders korte buis het restant is van zo'n samengesteld oculair, valt niet met
zekerheid te zeggen, omdat Snijders verrekijkers - zoals Harting al constateerde
incompleet bewaard waren gebleven. Het feit echter dat rond 1650 telescopen zijn
gemaakt waarbij het uit verscheidene lenzen samengestelde oculair (of een deel
daarvan) in een afzonderlijke korte buis werd ondergebracht, suggereert in elk
geval dat Snijders korte buis een dergelijke rol kan hebben gespeeld.130
Resumerend hebben we de volgende feiten betreffende Snijders 'kijkers5:
1. Alle buizen waren Van het zelfde maaksel', namelijk blik.
2. Alle lenzen waren planoconvex, op één na.
3. Ten minste één lens bevatte veel luchtbellen.
4. Drie lenzen waren door middel van een gravering (mogelijk in een zeventien-
de-eeuwse of vroeg achttiende-eeuwse hand) voorzien van een brandpuntsafstand
in voeten of duimen. De grootste brandpuntsafstand bedroeg ca. 4,4 meter.
5. De maker kende het afschermende nut van diafragma's, waardoor de grotere
lensfouten die aan de periferie van de lens optreden, worden geliquideerd. Ook
blijkt uit de door Harting gepubliceerde doorsnedetekeningen, dat er zogenoem
de 'field stops' waren aangebracht in de buurt van het focusvlak van de lenzen.131
6. Er waren twee lange buizen met één lens, en één korte buis met twee lenzen.
Deze feiten laten de volgende gevolgtrekkingen toe:
1. In Nederland werd blik gebruikt om telescoopbuizen van astronomische verre
kijkers te maken. In Leiden was dat het geval tussen de komst van de eerste tele
scoop in 1669 en het in onbruik raken van deze zeer lange buizen rond 1740.