58 UIT VADERLANDSLIEFDE 116 Rijksmuseum Amsterdam, verzameling KOG, Amsterdam, nr. 1691De mededeling bij De Kanter en Nagtglas dar Sacharias Jansen in februari 1642 te Middelburg was over leden, berustte op een leesfout, zo blijkt uit notities in de handschriftencollectie van het Zeeuws Genootschap. Nagtglas (1888), I, 476. 117 Bedini (1971). 118 Beide afbeeldingen van een verrekijker zijn van de hand van de bekende Zeeuwse schil der en graveur Adriaen van de Venne. De eerste emblematische afbeelding werd in 1623 afgedrukt bij een gedicht van Jacob Cats, getiteld 'Cupido Brilleman', in de dichtbun del De Zeenscbe Nachtegael, die werd uitgegeven door Jan Pieters van de Venne, 'Cunst- ende Boeckvercooper', tevens broer van de illustrator. De tweede eveneens emblema tische afbeelding van een verrekijker verscheen een jaar later bij een gedicht van de Zeeuwse advocaat en latere pensionaris Johan de Brune de Oude, in de dichtbundel Emblemata of zinne-werck (Middelburg en Amsterdam, 1624); ed. 1661, p. 333. Aangezien Van de Vennes uitgeverij gehuisvest was in het huis "t Blauw Laken', op de Korte Burcht aan de kant van de Groenmarkt, dus vlak bij het huis van Lipperhey die pas kort tevoren was overleden, mogen de afbeeldingen als vrij betrouwbaar worden gekenschetst. Vgl. Meertens (1943), 419. 119 Turner (1966). 120 Elders in de Nederlanden werd ook blik gebruikt voor telescoopbuizen. Zo maakt de veilingcatalogus de instrumenten van Bernard Fullenius junior, hoogleraar te Franeker, na zijn dood in 1707 melding van tenminste drie 'blikken verrekykers'. Zie: Bibliotbeca Fulleniana seu Catalogus insignium ac rarissimorum librorumLeovardiïe, 1709. 121 Ook in de particuliere instrumentencollecties van Nederlandse hoogleraren bevonden zich telescopen die uit losse onderdelen waren samengesteld. Zo vermeldt de inventaris van de instrumenten van de Leidse hoogleraar Christiaan Melder in 1682 onder meer: 'Tubi tot verrekykers, N. 1,2.3.; Verscheyde doosen met geslepen glasen tot verrekykers, N. 1,2,3,4, 5,6,7,8.'; Noch verscheyde tubi en glasen tot verrekyckers behorende'. Zie: Catalogus vario rum insignum librorum ChristianiMelder, Lugduni Batavorum, 1682. 122 Zo vermeldt de inventaris van de instrumenten op het Leids Observatorium in 1742 'Een blikke buis tot een kijker van 30 voet oud en verroest'. In 1761 schrijft de hoog leraar Lulofs hierbij: 'dit heb ik laten verwen zo dat dezelve nog van eenige dienst zoude kunnen zijn'. Zie hierover verder Zuidervaart (2007). 123 Harting aan De Stoppelaar, 6 juni 1867. 124 Bij nameten kwam Harting uit op brandpuntsafstanden van respectievelijk 3,96 meter en 3,21 meter. 125 Willach (2001a). 126 Zuidervaart (2003), 433. 127 Harting (1867), 263. 128 Het probleem van het achromatisme zou pas in de jaren vijftig van de achttiende eeuw door John Dollond worden opgelost; hij gebruikte voor zijn achromatische lenzen ver schillende glassoorten. 129 Van Helden (1977b) en Willach (2001b). 130 Van Helden (1977a), 29. 131 Met dank aan Tiemen Cocquyt van het Universiteitsmuseum te Utrecht, die mij op de 'field stops' attent maakte. 132 In 1682 werd op het Observatorium te Leiden op verzoek van de hoogleraar De Melder een toestel geplaatst 'daarop de groote verrekijkers soude moghen rusten'. In 1706 was deze opstelling aan vervanging toe. De astronoom Zumbach vroeg toen 'tot voortset ting van 't studium astronomium' een paal 'hoog 40 a 50 voeten met zijnen blikken pas ser en houte goot voor 't gebruik van 'c groote telescopiuni'. Zie Resolutien Universiteit Leiden 1675-1685, fol. 186 (8 augustus 1682) en ibidem, 1696-1711, fol. 421 (8 november 1706). 133 Zie de genealogische database ISIS, te benaderen via www.zeeuwengezocht.nl.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2007 | | pagina 60